woensdag 13 mei 2009

zaterdag 25-04-'09

Excursie ‘De Poel’ 25 april 2009
Groep: Carla de Bruin
Door: Wijnanda Hulsegge

’s Ochtends verzamelden we bij de kerk aan de Legmeerdijk. We vertrokken in twee groepen. Dit verslagje gaat over de ervaringen die we met de groep van Carla beleefden.

Historie
Carla verteld over de historie. Ze legt uit dat vroeger de kustlijn als het ware heen en weer schoof. De zee kwam op en trok zich weer terug. Als de zee zich terug trok ontstonden er poelen die vervolgens dichtgroeiden met veen. Bij Hilversum is grofweg de scheiding van veengrond naar zandgrond. Dat geeft aan hoever de zeelijn het land inging. Langs de rivieren vestigden zich bevolking die het veen afgroeven. Dit veen werd gedroogd en het turf werd als brandstof gebruikt. Als er geen veen meer was, werd er bagger uit de poelen gegraven en op een legakker te drogen gelegd. Dit kon ook als brandstof worden gebruikt. Door het afgraven van veen ontstonden er weer plassen. Dit werd vervolgens vaak weer met molens drooggemalen waardoor polders ontstonden.

De Poel is bijzonder, omdat het niet verveend en ook niet drooggemalen is. Hoe komt dit? (Ik heb nergens kunnen vinden hoe dit komt alleen dat het niet bekend is: Carla) De Legmeerdijk is van vroeger uit de dijk van de polder?

Opdracht
De opdracht die de groep meekreeg was: kijk naar de globale structuur (elementen) van het landschap. Verhogingen, verlagingen, water, vlak, nat, droog. De opbouw van de elementen, grassen, kruiden, struiken, bomen. De dieren, diersporen, vraatsporen enz.

Wat we gezien hebben
Nog geen 100 meter vanaf het startpunt van de excursie is er al veel te zien. Het gebiedje aan de rechterzijde van de ingang is drassig. Als we erop springen trilt de hele omgeving mee. Het bestaat uit een variatie van grassen, mossen, zeggen, russen, cypergras (zoals Veenpluis), bomen (zoals Els en Berk).

Er valt heel veel te vertellen over de planten in het gebied. Onderstaande opsomming geeft een beeld wat we zoal hebben gezien. De nummers betreffen fotonummers.

Mossen:
Topkapselmossen groeien omhoog. Deze mossen hebben de eigenschap dat ze zichzelf conserveren tegen rotting. Dit doen ze door een zuur af te scheiden. Veenmos groeit omhoog (70). Verder is Haakmos ook gezien. Haarmos groeit ook steeds hoger. Mossen hebben een ingewikkeld verhaal. Mosplantjes met een mannelijke “bloem’’ hebben net als de mosplantjes met een vrouwelijke “bloem” een enkele set chromosomen. De sporen hebben ook een enkele set chromosomen terwijl het doosje (ontstaan na de bevruchting) waar de sporen inzitten een dubbele set chromosomen heeft. Het doosje met sporen gaat dicht als het regent omdat het namelijk geen zin heeft als sporen in regen worden verspreidt. Met mooi weer gaat het doosje open.

Grassen:
Reukgras (64) cumarine

Zeggen:
Oeverzegge (losse mannetjes en losse vrouwtjes)

Cypergras:
Veenpluis (mannetjes en vrouwtjes zitten bij elkaar). De witte katoentjes van de plant werden vroeger gebruikt als vulling voor kussens, matrassen en om wonden te stelpen.

Oeverplanten:
Moerasspirea (‘koningin van de weide’ ), Waterzuring, Riet, Gele lis en Pitrus. De naam Pitrus komt van vroeger. De witte inhoud van Pitrus werd vroeger in het schapenvet gedoopt en gebruikt als pit voor lampen. Waterscheerling.

Kruiden:
Perzikkruid heeft een langwerpig blad met een donkere vlek.
Distel, Speerdistel, Kale jonker zijn 2-jarige planten en hebben een overwinteringsrozet. Hierbinnen is een microklimaatje waardoor de planten kunnen overwinteren. Kale jonker, als deze soort op de akker groeide, valt er weinig te halen ‘Kale jonker’.
Hondsdraf (86+104) heeft de tong uit de bek, Dovenetel (87) witte bloemen en paarse (105), Adam en Eva in het prieeltje.
Het beroemde Look-zonder-look (95) was in het gebied volop aanwezig.
Smeerwortel. Als de wortel van Smeerwortel wordt doorgesneden komt er een smerig slijmerige substantie uit. Van de bladeren kan je stamppot maken en je kunt ze frituren.
Fluitenkruid (106), je kunt van de jonge stengels fluitjes maken.
Berenklauw heeft bladeren met een fototoxische stof erin. Dit betekent dat de gifstoffen pas werken als je ermee in de zon komt. De Siberische berenklauw is niet inheems. (107).
Raapzaad lijkt op Koolzaad. Raapzaad (a=achter; knoppen achter de bloemen) Koolzaad (o=boven; knoppen boven de bloemen)?
Koekoeksbloem
Blaartrekkende boterbloem (127). Het sap van deze plant is net als bij Berenklauw, blaartrekkend.
Scherpe boterbloem (129) hanepoot, 3-sprietige bladeren.
Engelwortel, geveerd
Wikke
Een-arig wollegras
Veenpluis
Zonnedauw (bloeit wit)
Wilde hyacint

Bomen:
Over de Els valt al veel te vertellen. Een uitspraak van vroeger: “Elzen en rood haar (Ieren) groeien op arme gronden.” Vaak staan elzen langs het water waardoor de zaden in het water terechtkomen. Daarom zijn de zaden van deze boom zodanig aangepast dat ze drijven. Het zaadje van de Els is heel klein, rond en heeft aan weerszijden kurkvleugeltjes (69). Als een els wordt omgezaagd is op de houtsnede oranje/rood sap te zien, zogenaamde ‘bloeden’. Duivels? (De duivel heeft zijn moeder tot bloedens toe geslagen met een tak van een Els, als een Els wordt omgezaagd en het snijvlak kleurt rood herinnert dit de duivel aan zijn moeder en wordt hij weer razend. Daarom was het heel lang verboden om Elzen om te zagen) En Schubert heeft muziek gemaakt genaamd bij het sprookje van de Elzenkoning .
De Esdoorn (83) heeft zelf geen doornen, maar heeft zijn naam te danken aan de gebruiksfunctie die het hout vroeger had. Er werden pijlen van gemaakt. Het droge hout splijt makkelijk.
De Iep (97) heeft groene ronde zaadjes. De bladeren zijn herkenbaar vanwege het scheve blad begin.
Rode beuk, de bladrand heeft een wimpertje (142). De haren geven extra bescherming in de winter. In het blad van de rode beuk zit Anthocyaan. De beuk staat vaak op plekken waar vroeger een boerderij heeft gestaan.
Spaanse aak.

Struiken:
Appelbes is in het gebied te zien. De soort werd vroeger bij de boerderijen als sierplant geplant. Het heeft rode bladeren in de herfst en bloeit als witte bloem.
Veldkers (65) bevat vitamine C.
Gewone vogelkers en Amerikaanse vogelkers zijn te onderscheiden aan het kenmerk dat de laatstgenoemde een donsrand heeft bij de hoofdnerf van het blad aan de onderzijde en de gewone Vogelkers alleen een donsje heeft in de oksels van de hoofdnerf met de zijnerven. Amerikaanse vogelkers is een plaag in Nederland.
Verder zijn Lijsterbes (89), Kamperfoelie (89) en Hulst (89) gezien.

Vogels:
Zwartkop, Kievit, Blauwe reiger, Nijlgans, Grauwe gans

Insecten:
Wat is het verschil tussen Libellen en Waterjuffers? Libellen hebben een eigen territorium en Waterjuffers niet. De Waterjuffer klapt zijn vleugels in elkaar als hij stilzit. Overigens zijn Libellen veel forser dan waterjuffers.

Reptielen:
Ringslang. Na een poosje lopen komen we op de dijk die de grote en de kleine poel scheidt. Dit is de dijk van de Legmeerpolder. Een zeer bijzondere ervaring is een Ringslang die het slootje overzwemt en vervolgens tussen de struiken en takken aan de overzijde verdwijnt.

Tijdens de excursie hebben we veel planten waargenomen, maar er was zeker ook oog voor de vogels in het gebied. Het toetje van de excursie, kievieten die hun jongen met man en macht beschermden tegen de aanval van een kraai.

Het was een hele mooie ochtend.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten