dinsdag 28 april 2009

zaterdag 25-04-'09

Verslag excursie IVN Amstelveen op 25 april 2009
Ron Hamming

Vandaag hadden we afgesproken op de Legmeerdijk bij de kerk tegenover restaurant Zilverzand, bij de ingang tot het gebied rond de Amstelveense Poel. Het pad, waar de groep zich in twee groepjes opsplitst, voert in eerste instantie naar de Kleine Poel. Ik ga mee met de groep rond Bas ten Asbroek. Langs het pad groeien, zoals ik zelf waarneem, soorten als witte dovenetel, brandnetel, paardebloem en hondsdraf aan weerszijden van het pad tussen het gras.

We lopen door naar een bosschage rechts van het pad, waar Bas stil houdt bij een vrij grote els aan de rand van het bosje. Hij vraagt ons wat ons aan deze boom opvalt. Het eerste is dat
de els zowel katjes (mannelijk) als de z.g. “propjes” (vrouwelijk) heeft, maar de laatste alleen aan de dikke takken. Jonge elzen hebben deze propjes nog niet. Elzen hebben, net als berken en hazelaars, lange katjes, die veel stuifmeel bevatten dat op de stamper van de vrouwelijke bloemen (van andere bomen, ze zijn niet gelijktijdig rijp) terecht komt. Daarbij kunnen de stuifmeelkorrels in de wind kilometers afleggen.
De grotere en de kleine bladeren zijn iets anders van vorm; de kleine zijn duidelijk hartvor-mig. Een aantal heeft kleine gallen, die twee vormen en kleuren (rood en wit) vertonen en mogelijk van verschillende insecten stammen. De boom zit boven niet goed in zijn blad. Daar de omstandigheden voor deze els (genoeg zon, bodem vochtig genoeg) geschikt zijn, is dit volgens Bas een aanwijzing dat de boom mogelijk al op leeftijd raakt en om deze reden achteruit gaat.

De takken zijn glad en voorzien van lenticellen (voor de ademhaling), terwijl de stam een ruwe bast heeft. Er groeien aan de schaduwzijde van de boom nauwelijks takken vanwege gebrek aan licht. De top van de stam van de els groeit, net als bij de bomen er omheen, naar het pad toe om voldoende licht te vangen en groeit dus iets scheef. Dit geldt ook voor de andere bomen aan de rand, zoals de berk.
De grotere en de kleine bladeren zijn iets anders van vorm; de kleine zijn duidelijk hartvor-mig. Een aantal heeft kleine gallen, die twee vormen en kleuren (rood en wit) vertonen en mogelijk van verschillende insecten stammen. Deze leggen hun eitjes in de bladeren, waar de larven eruit komen en zich na verloop van tijd tot volwassen insect (“imago”) verpoppen.

De els heeft zowel katjes (mannelijk) als de z.g. “propjes” (vrouwelijk), maar de laatste alleen aan de dikke takken. Jonge elzen hebben deze propjes nog niet. Elzen hebben, net als berken en hazelaars, lange katjes, die veel stuifmeel bevatten dat op de stamper van de vrouwelijke bloemen (van andere bomen, ze zijn niet gelijktijdig rijp) terecht komt. Daarbij kunnen de stuifmeelkorrels in de wind kilometers afleggen.

Het valt op dat de boompjes midden in het bosje smal en laag zijn; ze beconcurreren elkaar te veel om licht, voedsel en water. We gaan het bosje in, dat in het midden vochtig is; de bodem veert er, het gaat om veengrond. Hier groeien alleen karige boompjes en opslag van soorten, die je (ook) in het veenweidegebied kunt verwachten, zoals els, lijsterbes, krent, es (één) en berk. De laatste vind je trouwens ook in droge zandgronden, zodat ze in veel soorten bodem kunnen gedijen. Het zijn soorten die (vrij) snel groeien en zich voortplanten, vaak al na 5-7 jaar, terwijl een eik dit pas na een jaar of twintig doet. Men vindt hier dan ook geen eiken, omdat de omstandigheden voor deze boomsoort slecht zijn. Die heeft gewoonlijk diepe wortels voor de verankering, maar deze zouden hier in het hoge grondwater terecht komen en gaan rotten, of blijven teveel aan de oppervlakte, waardoor de bomen bij wind vrij snel omgaan. Ook de bomen van de andere soorten blijven hier klein, terwijl ze wat beter aan de omstandigheden aangepast zijn. In weerwil hiervan vinden we toch, laag bij de grond, de opslag van een eik.

Er groeien verschillende mossoorten, één plak haast in een rechte lijn, zodat er vermoedelijk een stammetje in de bodem ligt of er een boomwortel loopt. Verder groeien er enkele kleine varens, waarvan nog niet goed te zien is om welke soort het gaat; mogelijk een stekelvaren.

We steken de kwakelbrug over en hebben het over de verschillende soorten grassen en schijn-grassen (zeggen, russen en ook biezen, waar Jeanine maar niet op kon komen, maar uiteinde-lijk wel ). Je kunt zeggen onderscheiden van grassen doordat bij zeggen de mannelijke voortplantingsorganen aan de top zitten, terwijl de vrouwelijke lager aan de stengel zitten.
We zien hier verder een kleine eik, die tegen een els aan staat.

We lopen door naar de Kleine Noorddijk. Hier is tussen de weg en het ruiterpad een strook groen met een rij eiken, die door de mens geplant zijn. In verband met de ruiters zijn ze tot minimaal 3 m boven de grond opgesnoeid. De grond is hier stevig, omdat een dijk allicht stevig moet zijn.
We blijven even stilstaan bij een eik die in bloei staat. De katjes zijn niet opvallend, het zijn kleine groene bloempjes. Hieruit komen in de loop van het jaar de eikels uit voort. Een deel van de eikels is trouwens niet in goede staat. Doordat de grond oorspronkelijk aangestampt is heeft de eik moeite met zijn wortels door de grond te komen. Dit kan slechts door veel kracht uit te oefenen. Bovendien dragen ook bodeminsecten bij aan een betere doorlichting van de bodem. Verderop langs de dijk staat een aantal eiken dat door schimmels aangetast is, omdat de bomen een verminderde weerstand hebben. De eiken staan sowieso te dicht bij elkaar. Ook hier valt op dat de eiken vooral aan één kant (de zonzijde) groeien. Een beuk aan de rand van het bosje, achter het ruiterpad, heeft zelfs een dikke tak over het ruiterpad naar de weg gevormd, in een poging voldoende zonlicht te vangen.

We gaan de dijk af, richting een waterloop. Daarachter loopt de Middelpolder, waarvan het veen in tegenstelling tot de polder aan de kant van de Poel afgegraven is. Het hoogteverschil bedraagt ongeveer 4 m. Het veen dat vroeger werd gebruikt voor de verwarming werd vooral uit Drente betrokken, maar ook veen uit deze contreien werd – in mindere mate - om deze reden afgegraven.
Op ongeveer 1,5 m hoogteverschil van de dijk blijven we staan en bekijken de nabije omgeving. Hier valt op dat er vrijwel geen ondergroei, ondermeer vanwege gebrek aan licht. Hier zijn beuken geplant die een dicht bladerdak vormen. Bovendien bevatten de beuken-bladeren op de bodem stoffen die de groei van concurrerende boomsoorten belemmeren / verhinderen. De takken van een beuk groeien vrijwel horizontaal in “etages”. Zo beschermen ze hun kwetsbare stam tegen direct zonlicht. Als beuken verplaatst worden naar een open plek, waardoor hun stam aan fel zonlicht wordt blootgesteld, kan de stam verbranden. Daarom wordt de stam in zulke gevallen in jute verpakt.

Er liggen grote veren in het rond, waarschijnlijk een reiger. Enkele mensen denken aan een roofdier, maar het is waarschijnlijk een loslopende hond die dit heeft aangericht. De vraag is waarom de veren midden in het bosje op het talud liggen, terwijl reigers gewoonlijk aan het water staan.

Bomen worden met opzet te dicht op elkaar geplant. De groei van de verschillende bomen zal dan uitwijzen welke exemplaren het sterkst zijn (“toekomstbomen”). Een deel van de zwakkere bomen wordt dan met de kettingzaag verwijderd; dit noemt men dunnen. Dit moet om de zoveel jaar herhaald worden, zodat de sterkste bomen overblijven.

Bas vestigt onze aandacht op een beuk, waar initialen staan ingekrast. Hij stelt ons de vraag of, als een boom in de loop der jaren groeit, de initialen uiteindelijk op een andere plek in de boom terechtkomen. Dit kost de deelnemers aan de excursie enige hoofdbrekens, maar uitein-delijk is de conclusie dat de initialen op dezelfde plek blijven. Een boom rekt niet uit, hij groeit in eerste instantie namelijk in de breedte, en niet in de hoogte, dit in tegenstelling tot de mens. Bas maakt een vergelijking met de mens, waarvan de navel bij het kind veel lager ligt dan bij de volwassene en a.h.w. met de groei meegaat.

We steken de weg over naar de “Oeverlanden Amstelveense Poel”. Vlak na het bruggetje staat er een grote wilg aan het water. Deze is door mensen geplant, maar het is niet duidelijk waarom. Mogelijk heeft hier ooit een boerderij gestaan.
De wilg heeft enkel gele, mannelijke katjes. De witte katjes, die vaak aan de wilgetakken hangen die men in de winkel kan kopen, zijn vrouwelijk. Bij wilgen is er dus sprake van kruisbestuiving. Mannelijke wilgekatjes rijpen overigens van binnen naar buiten, waarna het vele stuifmeel door de wind wordt meegenomen. De katjes zien er dan “verwaaid” uit.
Aan het uiteinde van één tak is de bloei niet uitgekomen. Hier heeft blijkbaar een insect op de boom geparasiteerd.
De wilg heeft overigens 3 stammen. Gezien de leeftijd van de wilg, 70 tot 80 jaar, is het mogelijk dat men hem aan het einde van de 2de wereldoorlog tot op de grond heeft afgezaagd, waarna zich er nieuwe loten hebben gevormd.

We lopen door en hebben aan de rechterkant uitzicht op een beschermd gebied waar geen publiek mag komen. De begroeiing wordt hier kunstmatig (zeer) laag gehouden doordat deze elke winter gemaaid wordt. Een deel van de begroeiing heeft een rode weerschijn. Aanvanke-lijk wordt gedacht aan soorten aan de appelbes of de moerasspirea, maar uiteindelijk blijkt het te gaan om opslag van de krent, die we ook op andere plekken aantreffen.
Andere soorten zijn ondermeer de reeds genoemde moerasspirea, een soort zuring, boterbloe-men, hondsdraf, één (echte) koekoeksbloem en koolzaad of een aanverwante plant. Verder verschillende soorten grassen, waarvan er slechts enkele exemplaren in bloei staan, omdat het nog vroeg in het jaar is.

We zien in de verte een nijlgans, die niet enkel op doorreis is, maar hier de laatste jaren ook nestelt. Hij legt gemiddeld 7 eieren per nest.
Bas houdt een verhaal die voetgangers hinderde, en die hij heeft verjaagd door een zwaan (een veel grotere) te imiteren.

We lopen een vlonder op en besteden aandacht aan de begroeiing, die op kop van de paaltjes in het water opkomt. Zelfs hier kan men allerlei soorten aantreffen, omdat ze de voedingsstoffen uit de paal kunnen benutten. De paaltjes zijn bedoeld als golfbrekers. Vooral bij wind kunnen de golven makkelijk stukken grond uit de oevers, die uit slappe veengrond bestaat, wegslaan. Er drijft nu ook een pol met gras in het water. Er groeit o.a. moeraszegge en waterzuring in/ langs het water hier en elders in het gebied.
Zelfs op de planken van de vlonder is nog begroeiing, namelijk korstmossen.

We komen weer een (kleinere) wilg tegen, die mannelijke katjes heeft. Deze rijpen van binnen naar buiten, waarna het vele stuifmeel door de wind en/of door insecten wordt meegenomen. De katjes blijven dan een beetje “verwaaid” (zeg maar verfomfaaid) achter.
We komen een els tegen, die met een lijsterbes vergroeid is. Daar de laatste vlak onder de els opgekomen is, zal een vogel in de boom, die op een tak zijn behoefte heeft gedaan, het pitje van een door hem verorberde lijsterbes hebben uitgescheten, waarna de boom kon uitkomen.
Eén dikke tak van de els is overigens verzaagd, misschien om licht in de boom te krijgen, maar waarschijnlijk eerder voor de veiligheid van passanten op weg naar de vlonder.

Naast de verschillende soorten grassen die we aantreffen en waarvan enkele exemplaren al in bloei staan (gewoon straatjesgras, reukgras, timotheegras) vindt men soorten als vlier, distels, fluitekruid en brandnetels. Dit is een aanwijzing dat de grond (en het water) op deze plek-ken vrij voedselrijk is. Verderop zien we een plant die op fluitekruid lijkt, maar te fors uitgevallen is: het blijkt een engelwortel te zijn. In het water zien we een zwaan op zijn nest.

In of aan de rand van het water vinden we soorten als waterweegbree, gele lis en waterscheer-ling, waarvan de knollen giftig zijn.

In dit gebied is volop avontuur: we treffen twee copulerende slakken aan.

We naderen het einde van de excursie. Aan de rand van de bosschages langs het pad zien we het grote blad van de Siberische bereklauw. Hier kan ondergetekende over meepraten. Toen deze nog in het groen werkte heeft hij er in Almere honderden van moeten verwijderen. Deze soort is volgens hem in de jaren vijftig van de vorige eeuw ingevoerd door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, omdat men de plant zo mooi vond. Sindsdien heeft de soort zich in de Flevopolders, maar ook elders ontwikkeld tot een plaag, omdat hij andere soorten over-woekert. Hij valt haast alleen machinaal te bestrijden. Een groot nadeel van deze plant is, dat hij, als hij zich eenmaal vol ontwikkeld heeft, een wit sap in de dikke stengel bevat, dat de blote huid vooral bij blootstelling aan zonlicht in de zomer of vroege herfst danig kan aan-tasten.

We komen langs een open terrein aan de linkerkant van het pad, waar verschillende kieviten zich ophouden. Eén ervan blijft vrijwel stilstaan, terwijl de ander rondscharrelt. Het gaat hier om een paartje met een nest of jongen; de beweeglijke kievit probeert waarschijnlijk de aan-dacht van het nest af te leiden. Daar is alle reden voor: in een dode boom aan de linkerkant van het veld zit een kraai op een strategische plek, vanwaar hij alles kan overzien. Een kievit probeert hem uit de boom te jagen, maar kan niet dichtbij genoeg komen vanwege de takken. Als de kraai uiteindelijk de boom verlaat, wordt hij achtervolgd/ aangevallen door drie/vier kieviten, die elkaars concurrenten zijn maar nu een gemeenschappelijke vijand hebben. De kraai laat zich (voorlopig) verjagen.
Het kost ons moeite om het te vinden, maar we slagen erin om gezamenlijk met mensen van de andere groep het jong te traceren, dat zich natuurlijk zo veel mogelijk verscholen houdt en zich van dekking naar dekking spoedt.

De excursie wordt a.h.w. afgesloten met het zicht op een fraaie kastanje in bloei (witte paardekastanje, een cultivar). We komen terug bij dezelfde ingang waar we vertrokken zijn. Enkele mensen blijven nog even napraten, waarna ieder zijn of haar weg gaat, met verschil-lende middelen van vervoer. Twee deelnemers hebben er nog steeds geen genoeg van en gaan nogmaals het terrein in, omdat ze gehoord hadden dat het weer de komende dagen sterk achteruit zou gaan.

zaterdag 25-04-'09

Verslag excursie Amstelveense Poel door Alex van der Velden
Zaterdag 25 april 2009 / 10-13 uur
Excursiegroep van Carla de Bruijn

Inleiding gebied Amstelveense Poel:
Verzamelen om 10:00 uur aan de Noorddammerdijk te Bovenkerk. Carla is de gids van onze groep en vertelt ons wat achtergrondinformatie over het gebied van de Amstelveense Poel. Grofweg ligt het gebied tussen de dijk (Noorddammerdijk) van Bovenkerk en de dijk welke de grens van het Amsterdamse Bos (het voormalige “Boschplan”) is.
Het gebied is een veengebied en dus zurige en “arme” grond. De bovenlaag is veen, terwijl de onderliggende lagen afwisselend bestaan uit afwisselende lagen van klei, veen en onderliggende zandgronden. In het verre verleden heeft de kustlijn van Nederland diverse keren verder landinwaarts gelegen. Hierdoor zijn de kleilagen welke de rivierloop toen heeft afgezet ontstaan. Zandvoort aan zee is in het verre verleden dus Hilversum aan zee geweest!! Verder vertelt Carla nog wat meer over het ontvenen van het gebied door het steken van turf hetwelk vroeger als brandstof voor de kachel werd gebruikt en dat de vele waterlopen in Amstelveen (nog steeds) dienen om het gebied redelijk droog te houden.

Structuur van het gebied:
De structuur van het gebied waar we lopen bestaat uit verhogingen en verlagingen, een bobbelig gebied wat vochtig is, alleen … op deze dag wat minder vochtig aangezien het al geruime tijd behoorlijk droog is geweest. Het is eigenlijk een “overgebleven gebied” waarin weinig tot geen ingrepen zijn geweest m.u.v. de aanleg van bruggen en paden en af een toe een maaibeurt in sommige gebiedsdelen.

Flora in het gebied:
De eerste opdracht de groep krijgt is het rondkijken in het natte gebiedje wat hier zoal groeit en bloeit. Er staan Elzenbomen, welke met hun bacterieknollen onder de grond de stikstof omzetten en het goed doen in drassig gebied. De zaden van de Elzenbomen (elzenzaden) hebben z.g.n. “kurkvleugeltjes”. Hierdoor blijven ze drijven en spoelen zo weer ergens aan land aan, reden waarom de Elzenbomen vaak nabij de oevers van water groeien. Verder groeien de Vogelkers en de Lijsterbes hier. Verderop in het gebied naast de Amstelveense Poel treffen we nog aan de Lijsterbes, Hulst, Appelbes, Iep, Krentenboom en de Esdoorn aan. Laatstgenoemde dankt zijn benaming aan het feit dat in de middeleeuwen hier pijlen (voor de pijl en boog) van werden gemaakt. Bij inslag spleten deze pijlen (doornen) waardoor de inslag een extra impact kreeg qua verwondingen!!)

Aangetroffen planten in het gebied:
Brandnetels
Veldkers
Veldzwam
Moerasspirea (ook wel Koningin van de weide genoemd en witbloeiend)
Hondsdraf
Distel
Veldzuring
Boterbloem
Blaartrekkende boterbloem (veroorzaakt blaren met zijn sappen!!)
Pinksterbloem
Perzikkruid
Witte dovenetel
Paarse dovenetel
Koningsvaren
Smeerwortel (genoemd naar de smurrie die zich in de wortel bevind, ook lekker te
eten, bladeren door het beslag en frituren!!)
Fluitenkruid
Raapzaad
Waterscheerling (zeer giftig, de gifbeker van Socrates is hiermee bereidt!!)
Wilde Hyacint (Niet inheems!!)
Siberische Berenklauw (uitheems, veroorzaakt brandwonden!!)
Drocera Zonnedauw (Vleesetend plantje, vangt en verteerd insecten d.m.v. kleverige haartjes.

Komt vnl.voor op /tussen veenmos.
Bekerplant (vleesetende plant, vangt insecten op in “beker” en is uitheems).

Aangetroffen grassen in het gebied:
Reukgras (“toffeelucht”)
Oeverzegge (driekante, beetje scherpe stengel)
Veenpluis (groeit graag op zure gronden, heeft “katoenachtige” pluimen welke in vroeger tijden werden

gebruikt als kussenvulling!!)
Pitrus (heeft in de stengel een wit merg zitten wat in vroeger tijden werd gebruikt als “pit” (lont) in olielampen!!)
Wollegras (heeft vrij grote witte “wollige”bollen aan het eind van de pluim)

Aangetroffen Mossen:
Veenmos
Haarmos (heeft haren aan het huikje over de kop van de steel van het moskapsel)

Fauna in het gebied:
In het bezochte gebied is ook een ruime fauna te vinden. Gedurende de excursie zijn er aardig wat diersoorten aangetroffen, zowel zoogdieren (mensen en uitgelaten honden, maar die tellen natuurlijk eigenlijk niet mee!) als vogels, insecten, amfibieën en reptielen. Zo kwamen konden we in de verte een buizerd waarnemen die in het veld een prooi ving (het zgn. “slaan” van een prooi!!) en een stel Kievieten die opgewonden boven het veld rondfladderden, kennelijk ten doel de kraai die in een boom zat op afstand te houden van het nest wat in het veld lag.

Aangetroffen (water)vogels in het gebied: Aangetroffen insecten:
Buizerd Koolwitjes (vlinders)
Wilde eenden (met jongen) Mier
Staartmezen
Nijlgansen Aangetroffen Amfibieën:
Meerkoeten Groene kikker
Reigers
Zwanen Aangetroffen Reptielen:
Kraaien Ringslang
Kievieten

Houtduif

Vooral de in de sloot voorbij zwemmende Ringslang was een leuk moment.

Overige aangetroffen diersporen:
Erg veel diersporen zijn we niet tegengekomen, met uitzondering van de Ringslanghoop nabij de dijk van het Amsterdamse Bos. (de vogelstront her en der niet meetellende).

Einde excursie:
Omstreeks 13:00 uur eindigde de excursie weer bij het startpunt aan de Noorddammer-dijk te Bovenkerk
.

woensdag 15 april 2009

zaterdag 11-04-'09

Verslag 11 April het groepje van Wies.
De dag begon met mooi weer, dus de jassen konden uit. Het bijzondere van het J.P. Thyssepark vind ik de rust en de mooie en goed zichtbare planten. Het ligt zo dicht bij het drukke, recreatieve Amsterdamse bos en daar merk je helemaal niks van.
Een aantal planten heb ik leren herkennen en benoemen. Ook vond ik het interessant om te horen dat een aantal planten zich hebben leren aanpassen aan onze grondsoort. Door zaadwinning en beide grondsoorten te mengen hebben planten geleerd om op een andere grondsoort te overleven. Dit gebeurt natuurlijk niet in 1 keer.
De planten en bomen die we benoemd hebben staan hieronder per familie ingedeeld, de Latijnse naam heb ik er ook bij gezocht:
-Duivekervelfamilie (Fumariaceae):
Holwortel (Corydalis cava)
Voorjaarshelmbloem (Corydalis solida)
-Papaverfamilie (Papaveraceae):
Stinkende Gouwe (Chelidonium majus)
-Lipbloemenfamilie (Labiatae of Lamiaceae):
Gele Dovenetel (Lamium galeobdolon)
Paarse dovenetel (Lamium purpureum)
-Sleutelbloemfamilie (Primulaceae):
Stengelloze sleutelbloem (primula vulgaris)
Slanke sleutelbloem (Primula elatior)
Echte sleutelbloem (Primula veris)
-Viooltjesfamilie Violaceae):
Gewoon Bosviooltje (Viola riviniana)
Maarts Viooltje (Viola odorata)
Driekleurig viooltje (Viola tricolor)
-Narcissenfamilie (Amaryllidaceae):
Narcis (Narcissus pseudonarcissus)
-Klaverzuringfamilie (Oxalidaceae):
Witte Klaverzuring (Oxalis acetosella)
-Steenbreekfamilie (Saxifragaceae):
Paarbladig Goudveil (Chrysosplenium oppositifolium)
-Ruwbladigenfamilie (Boraginaceae):
Breed of gevlekt longkruid (Pulmonaria officinalis)
-Ranonkelfamilie (Ranunculaceae):
Speenkruid (Ranunculus ficaria)
Dotterbloem (Caltha palustris)
Witte bosanemoon (Anemone nemorosa)
Gele anemoon (Anemone ranunculoides)
Wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris)
Guldenboterbloem (Ranunculus auricomus)
-Maagdenpalmfamilie (Apocynaceae):
Kleine Maagdenpalm (Vinca minor)
-Leliefamilie (Liliaceae):
Salomonszegel (Polygonatum multiflorum)
Daslook (Allium ursinum)
Lelietje-van-dalen (Convallaria majalis)
Bosgeelster (Gagea lutea)
Bostulp of wilde tulp (Tulipa sylvestris)
Kievitsbloem (Fritillaria meleagris)
Zomerklokje (Leucojum aestivum)
-Wolfsmelkfamilie (Euphorbiaceae):
Bingelkruid (Mercurialis perennis)
-Composietenfamilie (Compositae of Asteraceae):
Groot Hoefblad (Petasites hybridus)
Voorjaarszonnebloem (Doronicum grandiflorum)
-Vlinderbloemfamilie (Fabaceae of Papilionaceae):
Brem (Sarothamnus scoparius)
Gaspeldoorn (Ulex europaeus)
-Zonneroosjesfamilie (Cistaceae):
Geel zonneroosje (Helianthemum nummularium)
-Helmkruidfamilie (scrophulariaceae):
Voorjaarshelmkruid (scrophularia vernalis)
Prachtschubwortel (Lathraea clandestina)
-Walstrofamilie of sterbladigenfamilie (Rubiaceae):
Boswalstro (Galium sylvaticum)
-Duizendknoopfamilie (Polygonaceae):
Adderwortel (Polygonum bistorta)
-Kruisbloemenfamilie (Cruciferae of Brassicaceae):
Kleine veldkers (Cardamine hirsuta)
Lepelblad (Cochlearia officinalis)
-Heidefamilie (Ericaceae):
Lavendelheide (Andromeda polifolia)
Veenbes (Vaccinium oxycoccos)
Vossenbes of rode bosbes (Vaccinium vitis-idaea)
-Kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae):
Gelderse roos (Viburnum opulus)
-Esdoornfamilie (Aceraceae):
Spaanse aak/ Veld esdoorn (Acer campestre)
-Paardenstaartenfamilie (Equisetaceae):
Bospaardenstaart (Equisetum sylvaticum)
Schaafstro ( Equisetum hyemale)
-Rozenfamilie (Rosaceae):
Bosaardbei (Fragaria vesca)
Lijsterbes (Sorbus aucuparia)
Krentenboompje (Amelanchier ovalis Med.)
Sleedoorn (Prunus spinosa)
-Aronskelkfamilie (Araceae):
Gevlekte aronskelk (Arum maculatum)
Italiaanse aronskelk (Arum italicum)
-Muskuskruidfamilie (Adoxaceae):
Muskuskruid (Adoxa moschatellina)
-Gagelfamilie (Myricaceae):
Gagel (Myrica gale)
-Hazelaarfamilie (Corylaceae):
Haagbeuk (Carpinus betulus)
Els (Almus glutinosa)
-Ribesfamilie of steenbreekfamilie (Grossulariaceae):
Aalbes (ribes rubrum)
Kruisbes (Ribes uva-crispa)
-Koningsvarenfamilie (Osmundaceae):
Koningsvaren (Osmunda regalis)
-Wilgenfamilie (Salicaceae):
Kruipwilg (Salix repens)
-Eenbesfamilie (Trilliaceae):
Eenbes (Paris quadrifolia)

Een aantal weetjes:
Stengelloze sleutelbloem, de naam zegt het al. Na de stengel komt meteen de bloem. De bloemen zitten dus niet aan steeltjes vast.
Een maartsviooltje ruikt lekker en het bosviooltje ruikt vrijwel niet.
Gagel is één van de oudste beschermende planten. Als je aan de bloem wrijft lijkt het op was
De eenbes is moeilijk te integreren op deze bodem.
De vlekken op het blad van longkruid op onze longen lijken. De 1e bloemen zijn roze, de dag erna worden ze paars. Dit heeft te maken met de zuurgraad.
De maagdenpalm heet zo omdat vroeger de boeren het rond de bloei, maart/ april het rustig hadden met het werk en dan trouwden ze. De bloemen van de maagdenpalm werden dan gebruikt voor versiering in het haar enzo.
Als de wildemanskruid is uitgebloeid dan krijg je grote haarknoedels.
De vingerhelmbloem heeft 5 vingers aan het blad.
De lijsterbes heeft in de knop 2 handjes die ontvouwen.
De dotterbloem is de grootste van de boterbloemfamilie.
Groeten Femke

maandag 13 april 2009

zaterdag 11-04-'09

Verslag rondwandeling in dr. Jac. P. Thijssepark
De gids was Bas
Eerst krijgen we een korte inleiding over het ontstaan van het Thijssepark:
Het Thijssepark is ontworpen door Chris Broerse v.m. hoofd plantsoenen van Amstelveen, die o.a ook het openbaar groen van de nieuwbouwwijken Keizer Karelplein, Kostverloren en Bankras heeft ontworpen. Het park is 500 meter breed en heeft een lengte van 1 kilometer.
Er is een enorme variatie en daardoor lijkt het park groter dan het is.
Met de aanvang van het park werd in 1940 begonnen en het was in 1970 voltooid.
Er zijn verschillende grondsoorten (nat, droog )en de hoogte varieert..
Aan de boskant zien we de ringvaart met waterkerende dijken. We zien dat het land lager is omdat het veengebied erg inklinkt.
Amstelveen heeft een eigen kwekerij.
In de lente zijn er veel bloeiende bodembedekkers omdat het bos van beneden naar boven ontluikt. Er bloeien veel stinzenplanten.
De planten die we gezien hebben zijn:
De bosanemoon, de gevlekte aronskelk, stengelloze sleutelbloem, slangsleutelbloem en echte sleutelbloem, kievietsbloem in wit en paars, longkruid(blad ziet er uit als een long en werd vroeger gebruikt voor longaandoeningen); er zijn roze en blauwe bloemetjes. De roze zijn de onbestoven en de blauwe bloemetjes de bestoven exemplaren.
We zien goudveil, zomerklokjes en de twee planten die nogal op elkaar lijken n.l. de helmbloem en de holwortel ( de helmbloem heeft een kleiner blad en de holwortel is hol van binnen en heeft nu al zaadjes)en klaverzuring in de oksel van boomstammen(Els)
Verder nog Salamonszegel, de Stinkende Gouwe met zijn gele sap uit zijn stengel en de Daslook die we moeten ruiken en waarvan je zo lekker kruidenboter kan maken.
Ook nog een witte variant van de Helmbloem en Lelietjes van Dalen die via wortelstok aardig kunnen woekeren, Groot Hoefblad en Maartse viooltjes
We zien een krulplantje waarvan niemand de naam weet en horen dat varens dwars door asfalt en bladeren kunnen gaan en de maagdenpalm waarvan het groen gebruikt werd voor bruidsboeketten.
Als laatste zien we de niet te verwoesten moeraspaardenstaart
De bomen
Als we de eerste boom te zien krijgen wordt ons alles over fotosynthese en bladgroenkorrel verteld( bladgroenkorrels ademen koolstofdioxide in en zuurstof uit. Zij zetten de kooldioxide en water om in voedsel)
De bomen in Amstelveen staan in drassige grond, zij wortelen daarom niet diep en kunnen snel omvallen, We zagen gesnoeide bomen met een strekwortel aan de westkant zodat zij minder snel omvallen..
De haagbeuk heeft horizontale takken en de eik is een echte “rommelboel”
De berken hebben een witte stam en staan graag in elkaar schaduw. De buitenkant van de berk zijn een soort “luchtzakken” en er zitten algen op, De witte paadjes op de boom zijn van slakken die de algen opgegeten hebben. De lijsterbes kan overal groeien Hij bloeit en groeit snel. De merel eet zijn bessen en poept de zaden een stuk verder uit. Om het zaad zit een vlies, dat verteert in de merelmaag.
De struiken
De gagel; in de middeleeuwen werd dit als conserveringsmiddel voor bier gebruikt, later werd dit vervangen door hop. Hop en gagel geven de bier een wat bittere smaak.
Gagel ruikt wat eucalyptusachtig Er zijn vrouwelijke en mannelijke planten De mannelijke planten hebben de grootste bloemen( gelig door het stuifmeel, de vrouwelijke bloemen zijn rood.
Bij de kruipwilg kwam er de discussie: wat is een boom en wat een struik.
Gaspeldoorn met zijn stekels.
De vogels:
De pimpelmees, de specht en het roodborstje dat zich zo agressief kan gedragen als hij zijn territorium moet verdedigen, de buizerd, de specht , de wilde eend, de boomkruiper ( kruipt omhoog) en de boomklever kan zowel naar beneden als naar boven kruipen. De groene halsbandparkiet, een staartmus (vliegende lepel) en een vink Een broedende meerkoet. We zagen verscheidene nestkastjes en een ijsvogelpijp.( 50% van de ijsvogeltjes zijn deze winter doodgegaan).
Wat we nog meer zagen:
Ringslanghopen in het Amsterdamse Bos, waarin slangen geacht worden hun eieren te leggen, prachtige weerspiegelingen in het water, een Schrijvertje en Hoornblad in het water zodat het water erg helder is.
We zagen dat Broerse had bedacht dat er 3 stammen in een gat geplant konden worden en er zo een schitterende boom kon ontstaan. Ook leerden we dat veenmos zo goed is om in te stekken en dat er een stuk grond afgegraven moest worden omdat het vol met heermoes stond,; nu is er nieuwe beplanting.
Conclusie: het was een prachtige wandeling , mooi weer, leuke mensen en we hebben heel veel geleerd, vooral van Bas maar ook van elkaar. Dank jullie wel
12 april 2009 Hanny

zondag 12 april 2009

zaterdag 11-04-'09

Heerlijk weer, prachtig park, goed gezelschap en een hele lijst met planten.
Groepje van Carla
De lijst:
· Wolzwever
· Holwortel (gaaf blaadje onder de bloem)
· Vingerhelmkruid (gelobd blaadje direct onder de bloem
· Voorjaarshelmkruid
· Eenbes, (na jaren nu overblijvend op veengrond, het is eigenlijk een plant van Limburgse hellingbossen) Planten kunnen wennen aan een andere grondsoort .

· Lieve vrouwe bedstro (ook lekker in de bowl, gedroogd ruikt het sterk door kumarine. Het heeft naar verluid zijn naam en bloem verdiend doordat Jozef armenvol in de kribbe van Jezus legde.)
· Bostulp
· Krentenboompje ( lekkere bessen, maar vaak zijn de vogels je te snel af)
· Gele Dovenetel
· Muskuskruid (vier bloemen met een dekselbloem erbovenop)
· Bosanemoon (hoe meer zon, hoe meer roze op de blaadjes, et de zuidenwind komt de geliefde langs)
· Aronskelken (de vlieg gaat erin, het is te hopen voor de vlieg dat hij reeds stuifmeel van een andere aronskelk heeft, zodat hij de stampers kan bestuiven en niet al te lang hoeft te wachten, toto de meeldraden rijpen en hij met een nieuwe lading stuifmeel een nieuwe aronskelkgevangenisje kan bezoeken. Het is maar te hopen dat de vlieg in de kelk iets van zijn gading vind.
· Gele bosanemoon
· Stengelloze sleutelbloem (geen stengel, maar een onderdeel van de bloembodem)
· Bosmuur
· Bosviooltje (de donkere variant, niet te verwarren met het maarts viooltje)
· Voorjaarshoutzwam (mooi glad wit van onder)
· Wildemanskruid (alleen de naam al, maar zo een mooie, aaibare plant kende ik nog niet.)
· Kruipend zenegroen (later met paarse toortsjes)
· Hertshooi, ws sint janskruid
· Penningkruid
· Gagel (geel, rood, bier, motten, niet teveel van eten,..ruikt sterk, was voor gagel geurkaarsen)
· Kruipwilg
· Kievietsbloem (ook wel koekoeksbloem)
· Klaverzuring (overal, zelfs op een boom)
· Paarbladig goudvijl
· Longkruid (ook een stinzeplant)
· Sleedoorn (de vergeven doornenkroon)
· Nagelkruid
· Maagdenpalm
· Glimmer Inktzwam
· Dotterbloem (dodde = dooier, als deze plant bloeit, raken de vogels aan de leg)
· Moerasspirea (rode steeltjes, koningin van de weide, de bloemen geven lekkere limonade)
· Appelbes
· Stekelbrem
· Gulden boterbloem (verliest de kroonbladen snel)
· Lijsterbes
· Salomonszegel (zeug met biggen)
· Zomerklokje (met 3 of meer bloemen aan een steel, itt lenteklokje, die heeft er 1 a 2)
Over 2 weken naar het Thijssepark, omdat de kleine veenbes dan zo mooi bloeit.
· Echte Sleutelbloem
· Elvenbankje
· Meidoorn met Maretak
· Kleine Veldkers
· Overblijvend bingelkruid (vroeger aten de dames de meisjesplant als ze een jongetje wilden)
· Stinkende gouwe
· Gaspeldoorn (ruikt van dichtbij naar cocos)
· Daslook
· Boomklever
· Tondelzwammen
· Donkere Ooievaarsbek
· Adderwortel
· Paarse dovenetel (adam en eva in ’t prieeltje)
· Lavendelheide
· Gulden sleutelbloem (ze kijken naar 1 kant)
· Weegbree
· Haagbeuk (de gespierde man onder de bomen)
· Grote Veenbes
· Dubbelloof
· Waterdrieblad
· Gele Lis
· Grote boterbloem
· Prachtschupwortel (ruikt naar hyacinten)
· Bospaardestaart
· Schaafstro
Groeten Marit

zaterdag 11 april 2009

zaterdag 11-04-'09

Verslag groepje van Martin en Jeanine
Op deze mooie zonnige ochtend, het is elf april, verzamelen bij het Jac.P. Thijssepark. We twijfelen, gaat de jas wel of niet mee? We nemen hem mee maar hij is pas nodig als we naar huis fietsen. We splitsen ons op in groepen. Het begint direct met een ophoping aan het begin van het park. Wij, de laatste groep, lopen de eerste groepen voorbij en beginnen onze wandeling wat verderop in het park. Tijdens de wandeling wordt aan zeker 34 planten, enkele bomen en vogels aandacht besteed. Ook komt het ontstaan van het park aan bod. Dat de ontwerper een museum achtig park wilde maken. Daar loop je ook van kamer naar kamer. Het park is niet verveend gebied. Tweeslachtig, eenslachtig en een of tweehuizig het passeert allemaal de revue deze morgen. Natuurlijk zorgt dit voor de nodige verwarring. Is het bij deze plant nu zus of zo? Planten hebben niet alleen namen gekregen. Er is ook naar de bloeiwijze gekeken en uitgelegd waarom de bloemen van het gevlekt longkruid als de bloem jong is rood van kleur is later paarsblauw wordt (lakmoesproef). De wortelstok krijgt, als nuttig deel van de plant, aandacht maar ook dat je er last van hebt als deze zorgt voor wel erg veel nieuwe planten. De mannelijke delen van de plant zijn vaak groter dan de vrouwelijke delen. Dit houdt verband met het moeten kunnen wellen van het stuifmeel. Er is een plant, de Gaspeldoorn, waarbij het blad een priemvorm heeft, dit is een soort stekel. Plantjes met “handjes” (Vingerhelmbloem) zijn er ook. Deze lijkt op de Holwortel. En juist bij deze plant lijkt het erop, als je goed naar de bloem kijkt, dat er een vogeltje op een kruk zit. Dobbelsteenachtige bloemen, kun je het nog gekker maken, komen ook in de natuur voor, het Muskuskruid. Er was even verwarring toen het straatgras aan bod kwam. Bij dit gras komt regelmatig de bus langs. In het Jac. P. Thijssepark? Dit ezelsbruggetje verwijst ernaar dat bij dit gras de pluim aan een kant plat is. Boomstronken worden opgeruimd door paddenstoelen die vallen onder de groep saprofyten. En Petrus heeft aan de hemelpoort vele sleutels verloren, als wij tenminste moeten geloven dat het waar is dat waar de Echte sleutelbloem bloeit de sleutel is terecht gekomen nadat Petrus hem heeft laten vallen bij de Hemelpoort. Wat opvalt, is dat er in het voorjaar veel witte en geel bloeiende planten zijn. Zou dat komen omdat er in die tijd nog geen insecten zijn en dat het dus niet nodig is om deze met kleur te lokken?Wij hebben vanmorgen gehoord, gezien, gevoeld, gevraagd, gezocht, geleerd en ……… genoten.
Martin en Jeanine ,
dank je wel.
Groeten Jeannette