vrijdag 18 december 2009

zaterdag 12 december

Excursie verslag de Braak 11-12-2009.
De zon scheen, het was koud en klokslag 10 uur vertrokken we in 3 groepjes het parkje in.
Ik liep mee met de groep van Bas waarbij ook Anthonie zich had aangesloten, en dat had zo zijn voordelen….(hierover later meer)
Het parkje is een soort openluchtmuseum. Want in dit park (samen met het Thijssepark) staan 550 soorten bomen en struiken, waarvan 80 % op de rode lijst!
Het park beslaat 5 ha. en is even groot als het Thijssepark. Het lijkt echter veel kleiner door de indeling. Het meertje is ooit ontstaan door een doorgebroken dijk. Het park bestaat grotendeels uit veengrond wat tegen beter weten in, steeds opnieuw weer opgehoogd moet worden. Anders verzakt het. Door de zuurstof die er bij komt wordt het verteerd en klinkt het in. Als je er niets aan zou doen, zou het binnen twee jaar een broekbos worden.
Het ophogen, wieden, baggeren van de vijver, het renoveren van de bruggen, en ander grondwer,k wordt door vier mensen gedaan, fulltime.
Het park kost veel geld maar het is de inwoners van Amstelveen er veel aan gelegen om ze te behouden; men is trots op zijn parken en daarom staan hier nog steeds geen luxe woningen!
Gespotte vogels (niet door mij, want ik was druk aan het opschrijven): Halsbandparkiet (met rode bef), vlaamse gaai, meerkoeten (ong. 30 stuks, en aardig om te weten is dat je ze heel makkelijk kunt pakken als je je hand boven de plek houdt waar ze onder water zijn gedoken; ze komen nl. altijd weer op dezelfde plek boven..), merel, groene specht (jaagt op mieren en goed te zien omdat ze ‘s winters altijd op plekken zoeken waar het pas gemaaid is), blauwe reiger (zit er het hele jaar door), zwanen en krakeenden. Krakeenden pakken het eten van de meerkoet, zodra deze duikt en zijn eten loslaat.
Het park kent veel wintergasten, waaronder de nijlgans, kuifeenden en aalscholvers (als de vijver openblijft/niet dichtvriest). Aalscholvers hebben geen vetklieren, i.t.t. veel andere vogels; als ze uit het water komen zijn ze loeizwaar van het water. Ze spreiden dan hun vleugels om ze te drogen.
Bas attendeert ons op een groot spechtengat; de specht denkt een insect te zien en begint een gat te hakken in een boom.
Ook wijst hij ons op de niche van een koolmees; een houten vogelhuisje want er zijn geen oude rotte bomen om gaatjes in te maken. Als het gat van het vogelhuisje klein is, diameter 2 euro, dan zit er een pimpelmeesje in. Is het gat groter, dan past het koolmeesje erdoor en verjaagt hij de pimpelmees.
We zien al uitlopers van de daslook en de zomerklokjes…
Weinig paddenstoelen; zwavelkoppen, geweizwammen, rode meniezwam en een niet gedetermineerde plaatjeszwam.
Later kwam Carla nog met een vondst; het viltig judasoortje, gevonden op een oude stronk.
De haagbeuk is te herkennen aan zijn gespierde stam. Jonge exemplaren houden hun blaadjes vast om hun knoppen te beschermen.
Dubbelloof, een varensoort, heeft groene bladeren voor fotosynthese en aparte voor sporen; deze staan hoger dan de rest en vangen meer wind, voor de verspreiding.
Gelukkig liet Anthonie ons nu de binnenkant van zijn werkkeet zien, waardoor mijn vingers weer konden ontdooien en we allemaal werden getrakteerd op koffie.
Lang leve Anthonie!
Helaas was er dit keer niemand jarig dus geen zangpartijen en koek..
Hannie vertelde nog even waar het woord pechvogel vandaan kwam; de pechvogel is gemaakt van stof en werd vroeger naar een lastige leerling gegooid. Deze ving hem op, bracht hem naar de meester/juf terug, en kreeg als dank een mep met een meetlat of riet op de de handen.
Allemaal een goed nieuw jaar gewenst!
Groet, Brigit van Tongeren

zaterdag 12 december

Excursieverslag Park De Braak
Hoe komen we de winter door? 12 december 2009
Wij verzamelden bij de banpaal aan de Amsterdamseweg. Op deze paal uit 1625 staat Terminus proscriptionis, daaronder vertaald als “Uiterste palen der ballingen”. Deze banpaal was oorspron-kelijk geplaatst naast het toegangshek van de voormalige buitenplaats 'Elsrijk'. De ban (het rechts-gebied) van Amsterdam reikte tot 5 mijl (± 7½ km) uit het centrum van de stad; een banneling mocht daar niet voorbij gaan. Van de zes banpalen die er rond Amsterdam stonden zijn er nog drie over. De andere twee staan aan de Amsteldijk Noord bij nr. 65 en in het oude dorp Sloten.
Park De Braak is in 1939 gesticht in de toen gebouwde villawijk aan de Amsterdamseweg. Als reactie op de “mislukking” van het Broersepark (1927), waarin de exoten het op veengrond slecht deden, heeft C.P. Broerse, directeur van de Plantsoenendienst, besloten dit park te beplanten met veen¬planten en een kas neer te zetten voor kweek. De naam komt van een oude dijkdoorbraak van de Nieuwe Meer.
De Kardinaalsmuts droeg nog de laatste vruchtjes en was herkenbaar aan de “pyamastrepen” op de bast. Ik ging met het groepje van Wies mee, waarin ook de gidsen Albert en Bep, en cursisten Marit, Margo en Alex meeliepen. Albert wees ons op een nog juveniele Blauwe Reiger met grijsblauwe veren en gele snavel, die overigens snel opvloog.
Thema voor de wandeling: natuur in de winter. Bomen laten hun blad vallen omdat er onvoldoende zonlicht is voor fotosynthese, en bladeren wel vocht verdampen en wind vangen. Jonge haagbeuken en eiken houden echter het dorre blad vast ter bescherming tegen de kou; het blad krult op en vangt minder wind. De op de grond gevallen bladeren isoleren de kleine planten en dieren eronder. Onder verdorde varenstruiken heerst een zacht microklimaat voor dieren en planten.
Sommige planten kunnen met hun groene delen de vorst weerstaan omdat zij “antivries” in hun bladeren hebben, een vrij geconcentreerde oplossing van o.a. suikers.
We zagen een Stengelloze Sleutelbloem in bloei, later nog bloeiende anjers, Gaspeldoorn en Verfbrem en een klokje. Zelfs enkele plantjes van de merendeels uitgebloeide Dopheide vertoonden nog bloemen.
Verschillende planten konden we alleen aan de bladvorm herkennen; dat viel niet altijd mee. De winter is wel de ideale tijd voor mos, en dankzij Wies hebben we “tig” soorten leren kennen.
In De Braak zitten behalve watervogels ook andere soorten, zoals lawaaiige halsbandparkieten, kraaiachtigen en mezen. Leuk was dat Marit op een zonnig moment de feloranje borst van een Boomklever op een tak ontdekte.
Zelfs op deze winterse dag groeiden er nog enkele paddestoelen: piepklein Geel hoorntje op hout, her en der Elfenbankjes, Geweizwam en Geelbruine Plaatjeshoutzwam. Interessant was ook het Schaafstro, volgens Wies een voorbeeld van apicale dominantie: de stengeltop (apex) bevat het meeste groeihormoon, dus er ontwikkelen zich geen zijscheuten – tenzij de top wordt beschadigd, dan zie je allerlei vertakkingen. De as van het schaafstro bevat veel kiezel en is dus een geschikt schuurmiddel, vandaar de naam.
We hadden het behoorlijk koud gekregen op deze eerste echt winterse dag, dus het was een aangename verrassing dat Anthony – aldaar werkzaam – de directiekeet voor ons openstelde en warme koffij uitschonk. Daarom kan ik hem vergeven dat hij mijn pet in een zijkamertje verstopte, zodat ik met koude oren terug dreigde te moeten. Ach, volgens Carla wordt door de natuurgidsen onderling veel gedold, dus wij beginnen het aardig te leren. Brigit zwijmelde bij een Viltig Judasoor.
Verkwikt verdergaand zagen we nog de opvallend gladde stam van de Lijsterbes. Omdat de zon intussen warmer was gaan schijnen kwam er een enkel Lieveheersbeest en een mugje (of twee?) tevoorschijn. De gewone brem (Bezembrem) blijkt met de knalgroene takken ook ’s winters aan fotosynthese te doen. Een gapende zoetwatermossel naast de sloot viel ook op.
Wij hadden de kou lang genoeg getrotseerd, tenslotte moeten wij ook de winter door. Na elkaar prettige feestdagen te hebben gewenst gingen we huiswaarts.

Gert-Jan Roebersen.


Bomen en struiken:
Berk (Betula sp.)
Bezembrem
Brem
Eik (Quercus sp.)
Els
Gagel
Gaspeldoorn
Gelderse roos
Haagbeuk
Hulst (mineersporen)
Jeneverbes
Kamperfoelie (parasiet op boom)
Kornoelje
Kruipwilg
Lijsterbes
Meidoorn (eenstijlig)
Spaanse aak
Stekelbrem
Verfbrem
Zuurbes

Planten:
Beenbreek
Bosanemoon
Dopheide
Gele dovenetel
Kardinaalsmuts
Kraaiheide
Moeraswespenorchis
Muurpeper
Paarbladig goudveil
Riet
Steenanjer
Stengelloze sleutelbloem
Struikheide
Veenbes
Vossebes
Vrouwenmantel
Wrangwortel (Helleborus viridus)
Zomerklokje

Sporenplanten:
Gewone eikvaren
Reuzenpaardenstaart
Schaafstro

Mossen:
Bekermos
Gaffeltand
Groot laddermos
Haakmos
Haarmos
Klauwtjesmos
Levermos
Pluisdraad

Paddestoelen:
Elfenbankjes
Geelbruine plaatjeshoutzwam
Geelhoorntje
Geweizwam
Krulzwam
Viltig Judasoor

Vogels:
Aalscholver
Blauwe reiger
Boomklever
Ekster
Goudhaan
Halsbandparkiet
Knobbelzwaan
Koolmees
Krakeend
Kuifeend ♀
Meerkoet
Soepeend
Zwarte kraai

Insecten:
Lieveheersbeest
Mug

Overig:
Zoetwatermossel (schelp)

donderdag 3 december 2009

zaterdag 21 november

Vogeleiland 21 november 2009 10.00 – 13.00 uur

Woensdag was er regen en narigheid voorspeld en met de regenachtige ochtend in park Lagerhuis in gedachte gingen we vol goede moed op weg. Gelukkig was het goed weer, zelfs eindigend in stralend.
In 2 groepen hebben we langs 10 meter touw geïnventariseerd welke planten we wisten te herkenen aan de vegetatieve kenmerken. Wij begonnen langs daar waar het zompig was. Allereerst ging onze belangstelling uit naar de rode vruchten van de Gelderse roos. Deze giftige vruchten worden niet gewaardeerd door onze vogels. In de winter, komen er vaak pestvogels die van Gelderse roos naar Gelderse roos trekken.

Langs de lijn:
Zomprus
Moerasspirea
Weegbree
Kale Jonker
Akkerdistel
Rolklaver
(Oever)zegge
Bies
Watermunt
Hertshooi
Engelwortel
Kruipende boterbloem
Wilgenroosje
Kleine valeriaan
Pinksterbloem
Boogsterrenmos
Gerimpeld boogsterrenmos
Rimpelmos
Kleine Water Eppe

Wilde Bosrank

Er vliegt een sperwer over, te herkennen aan het fladderen afgewisseld met zweven. Een sperwer bid niet en heeft een lange staart.

Turkse Hazelaar

Langs de tweede lijn:
Bieslook
Wollige Munt
Mierikswortel
Raapzaad
Inheemse bereklauw
Ridderzuring
Smeerwortel
Kweek
Blauwe knoop (niet helemaal langs de lijn)
Hondsdraf
Klein streepzaad
Ereprijs
Kleefkruid
Vogelmuur
Biggekruid
Zevenblad
Paardenbloem
Dikkopmos

Libel (vrouwtje van de blauwe glazenmaker, haar lichte delen zijn doorgaans groen en haar ogen hebben geen blauw, zie foto onderaan)
Goudhaantje
Sijsjes
Roodborstje


Mossen

De mossen zijn ingedeeld in bladmossen, levermossen en hauwmossen.
De bladmossen zijn onderverdeeld in topkapselmossen, slaapmossen en veenmossen.

Mossen onderscheiden zich van andere sporeplanten door hun levenscyclus: uit een spore (rechtsonder) groeit een voorkiem (protonema)(onder) en daaruit een mosplantje (de gametofyt)(centraal), waarop vervolgens een sporekapsel (sporofyt) gaat groeien. Uit het sporekapsel komen de sporen.