dinsdag 28 april 2009

zaterdag 25-04-'09

Verslag excursie IVN Amstelveen op 25 april 2009
Ron Hamming

Vandaag hadden we afgesproken op de Legmeerdijk bij de kerk tegenover restaurant Zilverzand, bij de ingang tot het gebied rond de Amstelveense Poel. Het pad, waar de groep zich in twee groepjes opsplitst, voert in eerste instantie naar de Kleine Poel. Ik ga mee met de groep rond Bas ten Asbroek. Langs het pad groeien, zoals ik zelf waarneem, soorten als witte dovenetel, brandnetel, paardebloem en hondsdraf aan weerszijden van het pad tussen het gras.

We lopen door naar een bosschage rechts van het pad, waar Bas stil houdt bij een vrij grote els aan de rand van het bosje. Hij vraagt ons wat ons aan deze boom opvalt. Het eerste is dat
de els zowel katjes (mannelijk) als de z.g. “propjes” (vrouwelijk) heeft, maar de laatste alleen aan de dikke takken. Jonge elzen hebben deze propjes nog niet. Elzen hebben, net als berken en hazelaars, lange katjes, die veel stuifmeel bevatten dat op de stamper van de vrouwelijke bloemen (van andere bomen, ze zijn niet gelijktijdig rijp) terecht komt. Daarbij kunnen de stuifmeelkorrels in de wind kilometers afleggen.
De grotere en de kleine bladeren zijn iets anders van vorm; de kleine zijn duidelijk hartvor-mig. Een aantal heeft kleine gallen, die twee vormen en kleuren (rood en wit) vertonen en mogelijk van verschillende insecten stammen. De boom zit boven niet goed in zijn blad. Daar de omstandigheden voor deze els (genoeg zon, bodem vochtig genoeg) geschikt zijn, is dit volgens Bas een aanwijzing dat de boom mogelijk al op leeftijd raakt en om deze reden achteruit gaat.

De takken zijn glad en voorzien van lenticellen (voor de ademhaling), terwijl de stam een ruwe bast heeft. Er groeien aan de schaduwzijde van de boom nauwelijks takken vanwege gebrek aan licht. De top van de stam van de els groeit, net als bij de bomen er omheen, naar het pad toe om voldoende licht te vangen en groeit dus iets scheef. Dit geldt ook voor de andere bomen aan de rand, zoals de berk.
De grotere en de kleine bladeren zijn iets anders van vorm; de kleine zijn duidelijk hartvor-mig. Een aantal heeft kleine gallen, die twee vormen en kleuren (rood en wit) vertonen en mogelijk van verschillende insecten stammen. Deze leggen hun eitjes in de bladeren, waar de larven eruit komen en zich na verloop van tijd tot volwassen insect (“imago”) verpoppen.

De els heeft zowel katjes (mannelijk) als de z.g. “propjes” (vrouwelijk), maar de laatste alleen aan de dikke takken. Jonge elzen hebben deze propjes nog niet. Elzen hebben, net als berken en hazelaars, lange katjes, die veel stuifmeel bevatten dat op de stamper van de vrouwelijke bloemen (van andere bomen, ze zijn niet gelijktijdig rijp) terecht komt. Daarbij kunnen de stuifmeelkorrels in de wind kilometers afleggen.

Het valt op dat de boompjes midden in het bosje smal en laag zijn; ze beconcurreren elkaar te veel om licht, voedsel en water. We gaan het bosje in, dat in het midden vochtig is; de bodem veert er, het gaat om veengrond. Hier groeien alleen karige boompjes en opslag van soorten, die je (ook) in het veenweidegebied kunt verwachten, zoals els, lijsterbes, krent, es (één) en berk. De laatste vind je trouwens ook in droge zandgronden, zodat ze in veel soorten bodem kunnen gedijen. Het zijn soorten die (vrij) snel groeien en zich voortplanten, vaak al na 5-7 jaar, terwijl een eik dit pas na een jaar of twintig doet. Men vindt hier dan ook geen eiken, omdat de omstandigheden voor deze boomsoort slecht zijn. Die heeft gewoonlijk diepe wortels voor de verankering, maar deze zouden hier in het hoge grondwater terecht komen en gaan rotten, of blijven teveel aan de oppervlakte, waardoor de bomen bij wind vrij snel omgaan. Ook de bomen van de andere soorten blijven hier klein, terwijl ze wat beter aan de omstandigheden aangepast zijn. In weerwil hiervan vinden we toch, laag bij de grond, de opslag van een eik.

Er groeien verschillende mossoorten, één plak haast in een rechte lijn, zodat er vermoedelijk een stammetje in de bodem ligt of er een boomwortel loopt. Verder groeien er enkele kleine varens, waarvan nog niet goed te zien is om welke soort het gaat; mogelijk een stekelvaren.

We steken de kwakelbrug over en hebben het over de verschillende soorten grassen en schijn-grassen (zeggen, russen en ook biezen, waar Jeanine maar niet op kon komen, maar uiteinde-lijk wel ). Je kunt zeggen onderscheiden van grassen doordat bij zeggen de mannelijke voortplantingsorganen aan de top zitten, terwijl de vrouwelijke lager aan de stengel zitten.
We zien hier verder een kleine eik, die tegen een els aan staat.

We lopen door naar de Kleine Noorddijk. Hier is tussen de weg en het ruiterpad een strook groen met een rij eiken, die door de mens geplant zijn. In verband met de ruiters zijn ze tot minimaal 3 m boven de grond opgesnoeid. De grond is hier stevig, omdat een dijk allicht stevig moet zijn.
We blijven even stilstaan bij een eik die in bloei staat. De katjes zijn niet opvallend, het zijn kleine groene bloempjes. Hieruit komen in de loop van het jaar de eikels uit voort. Een deel van de eikels is trouwens niet in goede staat. Doordat de grond oorspronkelijk aangestampt is heeft de eik moeite met zijn wortels door de grond te komen. Dit kan slechts door veel kracht uit te oefenen. Bovendien dragen ook bodeminsecten bij aan een betere doorlichting van de bodem. Verderop langs de dijk staat een aantal eiken dat door schimmels aangetast is, omdat de bomen een verminderde weerstand hebben. De eiken staan sowieso te dicht bij elkaar. Ook hier valt op dat de eiken vooral aan één kant (de zonzijde) groeien. Een beuk aan de rand van het bosje, achter het ruiterpad, heeft zelfs een dikke tak over het ruiterpad naar de weg gevormd, in een poging voldoende zonlicht te vangen.

We gaan de dijk af, richting een waterloop. Daarachter loopt de Middelpolder, waarvan het veen in tegenstelling tot de polder aan de kant van de Poel afgegraven is. Het hoogteverschil bedraagt ongeveer 4 m. Het veen dat vroeger werd gebruikt voor de verwarming werd vooral uit Drente betrokken, maar ook veen uit deze contreien werd – in mindere mate - om deze reden afgegraven.
Op ongeveer 1,5 m hoogteverschil van de dijk blijven we staan en bekijken de nabije omgeving. Hier valt op dat er vrijwel geen ondergroei, ondermeer vanwege gebrek aan licht. Hier zijn beuken geplant die een dicht bladerdak vormen. Bovendien bevatten de beuken-bladeren op de bodem stoffen die de groei van concurrerende boomsoorten belemmeren / verhinderen. De takken van een beuk groeien vrijwel horizontaal in “etages”. Zo beschermen ze hun kwetsbare stam tegen direct zonlicht. Als beuken verplaatst worden naar een open plek, waardoor hun stam aan fel zonlicht wordt blootgesteld, kan de stam verbranden. Daarom wordt de stam in zulke gevallen in jute verpakt.

Er liggen grote veren in het rond, waarschijnlijk een reiger. Enkele mensen denken aan een roofdier, maar het is waarschijnlijk een loslopende hond die dit heeft aangericht. De vraag is waarom de veren midden in het bosje op het talud liggen, terwijl reigers gewoonlijk aan het water staan.

Bomen worden met opzet te dicht op elkaar geplant. De groei van de verschillende bomen zal dan uitwijzen welke exemplaren het sterkst zijn (“toekomstbomen”). Een deel van de zwakkere bomen wordt dan met de kettingzaag verwijderd; dit noemt men dunnen. Dit moet om de zoveel jaar herhaald worden, zodat de sterkste bomen overblijven.

Bas vestigt onze aandacht op een beuk, waar initialen staan ingekrast. Hij stelt ons de vraag of, als een boom in de loop der jaren groeit, de initialen uiteindelijk op een andere plek in de boom terechtkomen. Dit kost de deelnemers aan de excursie enige hoofdbrekens, maar uitein-delijk is de conclusie dat de initialen op dezelfde plek blijven. Een boom rekt niet uit, hij groeit in eerste instantie namelijk in de breedte, en niet in de hoogte, dit in tegenstelling tot de mens. Bas maakt een vergelijking met de mens, waarvan de navel bij het kind veel lager ligt dan bij de volwassene en a.h.w. met de groei meegaat.

We steken de weg over naar de “Oeverlanden Amstelveense Poel”. Vlak na het bruggetje staat er een grote wilg aan het water. Deze is door mensen geplant, maar het is niet duidelijk waarom. Mogelijk heeft hier ooit een boerderij gestaan.
De wilg heeft enkel gele, mannelijke katjes. De witte katjes, die vaak aan de wilgetakken hangen die men in de winkel kan kopen, zijn vrouwelijk. Bij wilgen is er dus sprake van kruisbestuiving. Mannelijke wilgekatjes rijpen overigens van binnen naar buiten, waarna het vele stuifmeel door de wind wordt meegenomen. De katjes zien er dan “verwaaid” uit.
Aan het uiteinde van één tak is de bloei niet uitgekomen. Hier heeft blijkbaar een insect op de boom geparasiteerd.
De wilg heeft overigens 3 stammen. Gezien de leeftijd van de wilg, 70 tot 80 jaar, is het mogelijk dat men hem aan het einde van de 2de wereldoorlog tot op de grond heeft afgezaagd, waarna zich er nieuwe loten hebben gevormd.

We lopen door en hebben aan de rechterkant uitzicht op een beschermd gebied waar geen publiek mag komen. De begroeiing wordt hier kunstmatig (zeer) laag gehouden doordat deze elke winter gemaaid wordt. Een deel van de begroeiing heeft een rode weerschijn. Aanvanke-lijk wordt gedacht aan soorten aan de appelbes of de moerasspirea, maar uiteindelijk blijkt het te gaan om opslag van de krent, die we ook op andere plekken aantreffen.
Andere soorten zijn ondermeer de reeds genoemde moerasspirea, een soort zuring, boterbloe-men, hondsdraf, één (echte) koekoeksbloem en koolzaad of een aanverwante plant. Verder verschillende soorten grassen, waarvan er slechts enkele exemplaren in bloei staan, omdat het nog vroeg in het jaar is.

We zien in de verte een nijlgans, die niet enkel op doorreis is, maar hier de laatste jaren ook nestelt. Hij legt gemiddeld 7 eieren per nest.
Bas houdt een verhaal die voetgangers hinderde, en die hij heeft verjaagd door een zwaan (een veel grotere) te imiteren.

We lopen een vlonder op en besteden aandacht aan de begroeiing, die op kop van de paaltjes in het water opkomt. Zelfs hier kan men allerlei soorten aantreffen, omdat ze de voedingsstoffen uit de paal kunnen benutten. De paaltjes zijn bedoeld als golfbrekers. Vooral bij wind kunnen de golven makkelijk stukken grond uit de oevers, die uit slappe veengrond bestaat, wegslaan. Er drijft nu ook een pol met gras in het water. Er groeit o.a. moeraszegge en waterzuring in/ langs het water hier en elders in het gebied.
Zelfs op de planken van de vlonder is nog begroeiing, namelijk korstmossen.

We komen weer een (kleinere) wilg tegen, die mannelijke katjes heeft. Deze rijpen van binnen naar buiten, waarna het vele stuifmeel door de wind en/of door insecten wordt meegenomen. De katjes blijven dan een beetje “verwaaid” (zeg maar verfomfaaid) achter.
We komen een els tegen, die met een lijsterbes vergroeid is. Daar de laatste vlak onder de els opgekomen is, zal een vogel in de boom, die op een tak zijn behoefte heeft gedaan, het pitje van een door hem verorberde lijsterbes hebben uitgescheten, waarna de boom kon uitkomen.
Eén dikke tak van de els is overigens verzaagd, misschien om licht in de boom te krijgen, maar waarschijnlijk eerder voor de veiligheid van passanten op weg naar de vlonder.

Naast de verschillende soorten grassen die we aantreffen en waarvan enkele exemplaren al in bloei staan (gewoon straatjesgras, reukgras, timotheegras) vindt men soorten als vlier, distels, fluitekruid en brandnetels. Dit is een aanwijzing dat de grond (en het water) op deze plek-ken vrij voedselrijk is. Verderop zien we een plant die op fluitekruid lijkt, maar te fors uitgevallen is: het blijkt een engelwortel te zijn. In het water zien we een zwaan op zijn nest.

In of aan de rand van het water vinden we soorten als waterweegbree, gele lis en waterscheer-ling, waarvan de knollen giftig zijn.

In dit gebied is volop avontuur: we treffen twee copulerende slakken aan.

We naderen het einde van de excursie. Aan de rand van de bosschages langs het pad zien we het grote blad van de Siberische bereklauw. Hier kan ondergetekende over meepraten. Toen deze nog in het groen werkte heeft hij er in Almere honderden van moeten verwijderen. Deze soort is volgens hem in de jaren vijftig van de vorige eeuw ingevoerd door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, omdat men de plant zo mooi vond. Sindsdien heeft de soort zich in de Flevopolders, maar ook elders ontwikkeld tot een plaag, omdat hij andere soorten over-woekert. Hij valt haast alleen machinaal te bestrijden. Een groot nadeel van deze plant is, dat hij, als hij zich eenmaal vol ontwikkeld heeft, een wit sap in de dikke stengel bevat, dat de blote huid vooral bij blootstelling aan zonlicht in de zomer of vroege herfst danig kan aan-tasten.

We komen langs een open terrein aan de linkerkant van het pad, waar verschillende kieviten zich ophouden. Eén ervan blijft vrijwel stilstaan, terwijl de ander rondscharrelt. Het gaat hier om een paartje met een nest of jongen; de beweeglijke kievit probeert waarschijnlijk de aan-dacht van het nest af te leiden. Daar is alle reden voor: in een dode boom aan de linkerkant van het veld zit een kraai op een strategische plek, vanwaar hij alles kan overzien. Een kievit probeert hem uit de boom te jagen, maar kan niet dichtbij genoeg komen vanwege de takken. Als de kraai uiteindelijk de boom verlaat, wordt hij achtervolgd/ aangevallen door drie/vier kieviten, die elkaars concurrenten zijn maar nu een gemeenschappelijke vijand hebben. De kraai laat zich (voorlopig) verjagen.
Het kost ons moeite om het te vinden, maar we slagen erin om gezamenlijk met mensen van de andere groep het jong te traceren, dat zich natuurlijk zo veel mogelijk verscholen houdt en zich van dekking naar dekking spoedt.

De excursie wordt a.h.w. afgesloten met het zicht op een fraaie kastanje in bloei (witte paardekastanje, een cultivar). We komen terug bij dezelfde ingang waar we vertrokken zijn. Enkele mensen blijven nog even napraten, waarna ieder zijn of haar weg gaat, met verschil-lende middelen van vervoer. Twee deelnemers hebben er nog steeds geen genoeg van en gaan nogmaals het terrein in, omdat ze gehoord hadden dat het weer de komende dagen sterk achteruit zou gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten