woensdag 21 oktober 2009

zaterdag 26-09-2009

Excursie Diersporen
26-09-2008
Nationaal Park Zuid-Kennemerland
Bloemendaal
Verslag: Erik Weenink

Onder de bezielende leiding van Gabriel Bakkum krijgen we onze eerste veldervaringen met diersporen in de duinen rondom het duinmeertje ’t Wed (ingang Koevlak). Nog niet eerder hebben we een rondleiding gehad van iemand die met zo veel enthousiasme wist te vertellen over drollen, keutels en poep. Onze ogen werden geopend.

Gabriel zei dat we geen lange wandelingen hoeven te maken om veel te kunnen zien. Dat blijkt al meteen wanneer we het kleine duinmeertje naderen. We zien vele verschillende afdrukken van diverse Homo Sapiens die al vroeg begonnen zijn met allerlei lichamelijke oefeningen ter bevordering van lichamelijke gezondheid. Maar er blijkt nog veel meer te zijn. Het is fijn dat we het vandaag droog hebben. Maar jammer dat het afgelopen nacht niet heeft geregend, want dan zou er een klein opgedroogd korstje zand aanwezig zijn waarin diersporen uitstekend in kunnen worden afgedrukt. Wel is het zo dat bij warm en zonnig weer die korstjes in de loop van de dag verdwijnen en daarmee vallen de sporen uit elkaar, van vooral de kleine diertjes zoals vogeltjes (vinken), amfibieën (kikkers, padden) en insecten (kevers).

We lopen al snel tegen konijnensporen aan. Die hebben drie kleine afdrukjes in een rechte lijn en een vierde, links naast de voorste afdruk.
Een vossenspoor dient zich aan en al snel blijkt dat die overal te vinden is. Een vossenpoot heeft een kuitje in zijn poot wat een bultje in het zand achterlaat. Er is een zgn “vossenkruis” te tekenen in het spoor (een X). Bij een hond is het meer een (>-<). Dit komt omdat een vossenpoot ovaler is en bij een hond de zijtenen verder uit elkaar staan. Een kronkelend vossenspoor duidt vaak op een zoektocht naar eten. Een recht spoor op het doelgericht ergens naartoe lopen (bv naar huis).

Langs het Wed zijn veel kraaiensporen aanwezig.
Wanneer vogels in een rechte lijn lopen zijn ze vaak op zoek naar water.
Wanneer Vlaamse Gaaien voedsel aan het verzamelen zijn, lopen ze vaak heen en weer in een rechte lijn van de vindplaats (vruchten bv) naar hun verzamelplaats.
In het algemeen zijn vogelsporen extreem moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Meestal tref je, vanuit een middelpunt, drie tenen naar voren aan en een teen loodrecht naar achteren, vanuit dat denkbeeldige middelpunt. Bij een reiger gaat die achterste teen vlak naast dat middelpunt loodrecht naar achteren.

Aboriginals doen heel veel met sporen. Een halve cirkel symboliseert voor hun de mens.

We treffen een sleepspoor aan tussen het potenspoor door loopt. Dit is meestal een staart van bv een eekhoorn. In ons geval is het lastig te zeggen: er lopen misschien twee of meerdere sporen door elkaar heen.

We zien een spoor van een damhert. De rechter en linker poten zitten vlakbij de denkbeeldige middenlijn. We spreken van een gesnoerd spoor.

De duindoorn heeft bessen weet Carla te vertellen. De bessen zijn eetbaar en bevatten heel veel vitamine C maar zijn ook zuur.

We treffen een amfibiespoor aan.
Amfibieën en reptielen bewegen anders. Ze maken rare “flabberspoortjes”.
Een kikker hopt in principe.
Een hagedis laat een sleepspoor achter vanwege zijn staart.
In dit geval is het een pad, herkenbaar aan de streepjes tussen de pootafdrukjes (sleepspoor van de nagels).

Gabriel laat ons een plek zien waar hij vanochtend een groep vinken actief bezig heeft gezien. Vinken hoppen! Geen sleepspoor te zien. Zo te zien waren ze erg ijverig!

Goed kijken levert een keverspoor op. Deze bestaat uit twee rijen van kleine korte schepjes naast elkaar. In de loop van de dag verdwijnen ze door werking van de zon.

We zien runderkeutels. Als het rund ook nog zichtbaar heeft geplast kun je afleiden of het om een mannetje of vrouwtje gaat. Een mannetje plast naar voren en poept naar achteren. Hieruit kun je de positie van de stier op zn moment van toiletteren bepalen. Bij een vrouwtje wordt dat lastiger want die plast en poept allebei naar achteren. Een knappe kop kan dan aan de “hoek van inslag in het zand” de stand van de koe bepalen…

Typisch spoor van een nordic walker: voetstappen, rechte strepen met regelmatig puntjes in het zand aan beide zijden.

We zien gaatjes in een dode boom. Waarschijnlijk van een specht op zoek naar voedsel. Het kunnen ook gaten zijn waar eikels in kunnen worden verstopt (of verstopt zijn geweest). Dat is een heel gedoe voor die specht. Ze zijn dan steeds bezig om te kijken of het past. Gaan ze het weer verplaatsen, opnieuw proberen etc.

Diepe sporen? Dan zijn het veelal hoefgangers. Bv Damhert, ree.
Als het erg diep gaat zie je soms de bijhoeven aan de achterzijde van de poot. Aan de scherpe diepe punt kun je de voorkant van de hoeven herkennen en daarmee de looprichting.

Aan de waterkant zijn veel vogelsporen te verwachten die water komen drinken zoals meeuwen.

We komen een spoor van een ree tegen. Deze is kleiner dan die van een damhert. Aan de voorzijde is ook een punt zichtbaar en de buitenkant van de afdruk is scherp. De achterzijde is minder duidelijk zichtbaar in het zand. Nu zijn geen bijhoeven zichtbaar.

We komen uitgelopen konijnenkeutels tegen.
Gabriel begint over een prachtig boek uit de jaren ’50:
“ The private life of the rabbit”, Lockly.
De tekenfilm “ Waterschapheuvel” is hier voor een groot deel op gebaseerd.

In het zand zien we een lang spoor, met een scheurtje aan de bovenkant. Vakkundig snijdt Gabriel er een plakje uit. Het blijkt een gangetje te zijn van iets als een worm

Gabriel blijkt een enorme passie voor diersporen te hebben en de verhalen volgens elkaar in rap tempo op.
Hij vertelt over mollen in de winter wanneer er sneeuw op de bevroren ondergrond ligt. De mollen kunnen niet meer in de grond graven en gaan hun gangen in de sneeuw graven. Wanneer de sneeuw gaat smelten wordt het graafspoor zichtbaar.
(Wat gaan mollen eigenlijk doen wanneer de grond bevroren is en er ligt geen sneeuw?)

Veel dieren gaan naar het water om te drinken, zoals rund, paard, schaap. Maar niet alle roofdieren gaan naar het water om te drinken: zij zoeken prooidieren.

We vinden een geleiachtige massa aan de waterkant: “sterrenschot”. Dit zijn de onverteerbare eileiders van kikkers/padden die zijn uitgespuwd door reigers. We zien nu inderdaad ook een reigerspoor.

Enthousiast toont Gabriel ons sporen van een marterachtige. Vier tot vijf tenen, in een kransje. Een marterachtige maakt een viersprong: alle vier poten bij elkaar, rug krom, en tijdens de sprong de rug recht. In gedachten zien we het beestje al voorbij springen alsof het een soort dansje uitvoert. Het is nu niet te zeggen welke soort het is. Het onderscheid hangt af van de maten. Foto’s met een liniaal zijn gemaakt.

Veel dieren zijn in de schemering actief.
We komen op een plek langs de waterkant die totaal is platgetrapt, waarschijnlijk gisteravond en/of vanochtend. In de zomer is het vaak een schaapskunne. In dit geval zien we in ieder geval: damhert, ree en vos.

We lopen van het water af richting duinen. We zien een hele mooie keutel!
Er ontstaat hilariteit in de groep onder leiding van een enthousiaste Gabriel.
Het is een versteende drol van een rund!

We zijn nog niet uitgesproken over konijnen. Hier kun je een hele studie van maken. Bijvoorbeeld over het keutelgedrag van konijnen. Dit is erg variërend en er zijn nog veel zaken onduidelijk. Waarschijnlijk speelt territoriumgedrag soms ook een rol.

Bij een afrastering of hek komen vaak sporen uit (wissels). Deze loopt dan verder door langs het hek of anders er onderdoor als het een klein dier betreft.
Vaak kun je hier haren aantreffen met name aan prikkeldraad.

We vinden een dode spitsmuis. We vragen ons af hoe deze is gestorven. Er is geen bloed zichtbaar of sporen van vraat. Misschien een natuurlijke dood? Het diertje is slap, wat de vraag oproept hoe lang het al dood is. Gabriel legt ons kort uit hoe het zit met lijkstijfheid, “ Rigor Mortes”. Een paar uur na de dood treedt de stijfheid op. Maar dit is tijdelijk want na een paar uur wordt het lijk weer slap.



We zien langs een wissel een overhangende tak met wat haar. Het lijkt aan de hoge kant voor een konijn en zelfs een vos. Maar het is heel zacht haar, zijdezacht. Misschien toch een konijn?

We zien aangevreten dennenappels.
Soms denken we dat ze zijn aangevreten maar zijn ze gewoon door ouderdom uiteengevallen. Goed kritisch kijken dus.
Eekhoorns eten de dennenappels in de boom op maar doen dit slordig. De dennenappels worden rafelig.
Muizen hebben kleinere tandjes en eten veel egaler. Zij laten de dennenappels wat netter achter.

Nog napratend over het spoor van de marterachtige, komt de “wezeldans” ter sprake.
Deze beestjes dansen rondom hun prooi die als het ware worden gehypnotiseerd (bv konijnen) totdat ze toeslaan.

Als toegift van deze interessante excursie zijn we met een kleine groep naar het Middenduin gegaan. Dit bevindt zich achter het bezoekerscentrum “de Zandwaaier”.
Dit is een prachtige vallei te midden van bosrijke duinen. De duinen die hier stonden zijn afgegraven om een aantal grachten in Haarlem te dempen. We zijn langs de rand gelopen naar het zwarteveldmeertje. Hoewel het uitzonderlijk schijnt te zijn hebben we de hele wisentenkudde kunnen zien! Een populatie van 8 tot 10 exemplaren waarvan 6 kalveren (4 kleintjes).

Soms kwamen we ook een paar floristische zaken tegen:
Groene ossentong.
Kardinaalsmuts (2-zaadlobbig). Prachtige rode vrucht (niet eetbaar!).
Wilde tijm.
Geel walstro.
Glad parelzaad.

Ik weet zeker dat de meesten van ons met een andere blik naar diersporen kijken dankzij Gabriel!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten