woensdag 21 oktober 2009

zaterdag 26-09-2009

Excursie Diersporen
26-09-2008
Nationaal Park Zuid-Kennemerland
Bloemendaal
Verslag: Erik Weenink

Onder de bezielende leiding van Gabriel Bakkum krijgen we onze eerste veldervaringen met diersporen in de duinen rondom het duinmeertje ’t Wed (ingang Koevlak). Nog niet eerder hebben we een rondleiding gehad van iemand die met zo veel enthousiasme wist te vertellen over drollen, keutels en poep. Onze ogen werden geopend.

Gabriel zei dat we geen lange wandelingen hoeven te maken om veel te kunnen zien. Dat blijkt al meteen wanneer we het kleine duinmeertje naderen. We zien vele verschillende afdrukken van diverse Homo Sapiens die al vroeg begonnen zijn met allerlei lichamelijke oefeningen ter bevordering van lichamelijke gezondheid. Maar er blijkt nog veel meer te zijn. Het is fijn dat we het vandaag droog hebben. Maar jammer dat het afgelopen nacht niet heeft geregend, want dan zou er een klein opgedroogd korstje zand aanwezig zijn waarin diersporen uitstekend in kunnen worden afgedrukt. Wel is het zo dat bij warm en zonnig weer die korstjes in de loop van de dag verdwijnen en daarmee vallen de sporen uit elkaar, van vooral de kleine diertjes zoals vogeltjes (vinken), amfibieën (kikkers, padden) en insecten (kevers).

We lopen al snel tegen konijnensporen aan. Die hebben drie kleine afdrukjes in een rechte lijn en een vierde, links naast de voorste afdruk.
Een vossenspoor dient zich aan en al snel blijkt dat die overal te vinden is. Een vossenpoot heeft een kuitje in zijn poot wat een bultje in het zand achterlaat. Er is een zgn “vossenkruis” te tekenen in het spoor (een X). Bij een hond is het meer een (>-<). Dit komt omdat een vossenpoot ovaler is en bij een hond de zijtenen verder uit elkaar staan. Een kronkelend vossenspoor duidt vaak op een zoektocht naar eten. Een recht spoor op het doelgericht ergens naartoe lopen (bv naar huis).

Langs het Wed zijn veel kraaiensporen aanwezig.
Wanneer vogels in een rechte lijn lopen zijn ze vaak op zoek naar water.
Wanneer Vlaamse Gaaien voedsel aan het verzamelen zijn, lopen ze vaak heen en weer in een rechte lijn van de vindplaats (vruchten bv) naar hun verzamelplaats.
In het algemeen zijn vogelsporen extreem moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Meestal tref je, vanuit een middelpunt, drie tenen naar voren aan en een teen loodrecht naar achteren, vanuit dat denkbeeldige middelpunt. Bij een reiger gaat die achterste teen vlak naast dat middelpunt loodrecht naar achteren.

Aboriginals doen heel veel met sporen. Een halve cirkel symboliseert voor hun de mens.

We treffen een sleepspoor aan tussen het potenspoor door loopt. Dit is meestal een staart van bv een eekhoorn. In ons geval is het lastig te zeggen: er lopen misschien twee of meerdere sporen door elkaar heen.

We zien een spoor van een damhert. De rechter en linker poten zitten vlakbij de denkbeeldige middenlijn. We spreken van een gesnoerd spoor.

De duindoorn heeft bessen weet Carla te vertellen. De bessen zijn eetbaar en bevatten heel veel vitamine C maar zijn ook zuur.

We treffen een amfibiespoor aan.
Amfibieën en reptielen bewegen anders. Ze maken rare “flabberspoortjes”.
Een kikker hopt in principe.
Een hagedis laat een sleepspoor achter vanwege zijn staart.
In dit geval is het een pad, herkenbaar aan de streepjes tussen de pootafdrukjes (sleepspoor van de nagels).

Gabriel laat ons een plek zien waar hij vanochtend een groep vinken actief bezig heeft gezien. Vinken hoppen! Geen sleepspoor te zien. Zo te zien waren ze erg ijverig!

Goed kijken levert een keverspoor op. Deze bestaat uit twee rijen van kleine korte schepjes naast elkaar. In de loop van de dag verdwijnen ze door werking van de zon.

We zien runderkeutels. Als het rund ook nog zichtbaar heeft geplast kun je afleiden of het om een mannetje of vrouwtje gaat. Een mannetje plast naar voren en poept naar achteren. Hieruit kun je de positie van de stier op zn moment van toiletteren bepalen. Bij een vrouwtje wordt dat lastiger want die plast en poept allebei naar achteren. Een knappe kop kan dan aan de “hoek van inslag in het zand” de stand van de koe bepalen…

Typisch spoor van een nordic walker: voetstappen, rechte strepen met regelmatig puntjes in het zand aan beide zijden.

We zien gaatjes in een dode boom. Waarschijnlijk van een specht op zoek naar voedsel. Het kunnen ook gaten zijn waar eikels in kunnen worden verstopt (of verstopt zijn geweest). Dat is een heel gedoe voor die specht. Ze zijn dan steeds bezig om te kijken of het past. Gaan ze het weer verplaatsen, opnieuw proberen etc.

Diepe sporen? Dan zijn het veelal hoefgangers. Bv Damhert, ree.
Als het erg diep gaat zie je soms de bijhoeven aan de achterzijde van de poot. Aan de scherpe diepe punt kun je de voorkant van de hoeven herkennen en daarmee de looprichting.

Aan de waterkant zijn veel vogelsporen te verwachten die water komen drinken zoals meeuwen.

We komen een spoor van een ree tegen. Deze is kleiner dan die van een damhert. Aan de voorzijde is ook een punt zichtbaar en de buitenkant van de afdruk is scherp. De achterzijde is minder duidelijk zichtbaar in het zand. Nu zijn geen bijhoeven zichtbaar.

We komen uitgelopen konijnenkeutels tegen.
Gabriel begint over een prachtig boek uit de jaren ’50:
“ The private life of the rabbit”, Lockly.
De tekenfilm “ Waterschapheuvel” is hier voor een groot deel op gebaseerd.

In het zand zien we een lang spoor, met een scheurtje aan de bovenkant. Vakkundig snijdt Gabriel er een plakje uit. Het blijkt een gangetje te zijn van iets als een worm

Gabriel blijkt een enorme passie voor diersporen te hebben en de verhalen volgens elkaar in rap tempo op.
Hij vertelt over mollen in de winter wanneer er sneeuw op de bevroren ondergrond ligt. De mollen kunnen niet meer in de grond graven en gaan hun gangen in de sneeuw graven. Wanneer de sneeuw gaat smelten wordt het graafspoor zichtbaar.
(Wat gaan mollen eigenlijk doen wanneer de grond bevroren is en er ligt geen sneeuw?)

Veel dieren gaan naar het water om te drinken, zoals rund, paard, schaap. Maar niet alle roofdieren gaan naar het water om te drinken: zij zoeken prooidieren.

We vinden een geleiachtige massa aan de waterkant: “sterrenschot”. Dit zijn de onverteerbare eileiders van kikkers/padden die zijn uitgespuwd door reigers. We zien nu inderdaad ook een reigerspoor.

Enthousiast toont Gabriel ons sporen van een marterachtige. Vier tot vijf tenen, in een kransje. Een marterachtige maakt een viersprong: alle vier poten bij elkaar, rug krom, en tijdens de sprong de rug recht. In gedachten zien we het beestje al voorbij springen alsof het een soort dansje uitvoert. Het is nu niet te zeggen welke soort het is. Het onderscheid hangt af van de maten. Foto’s met een liniaal zijn gemaakt.

Veel dieren zijn in de schemering actief.
We komen op een plek langs de waterkant die totaal is platgetrapt, waarschijnlijk gisteravond en/of vanochtend. In de zomer is het vaak een schaapskunne. In dit geval zien we in ieder geval: damhert, ree en vos.

We lopen van het water af richting duinen. We zien een hele mooie keutel!
Er ontstaat hilariteit in de groep onder leiding van een enthousiaste Gabriel.
Het is een versteende drol van een rund!

We zijn nog niet uitgesproken over konijnen. Hier kun je een hele studie van maken. Bijvoorbeeld over het keutelgedrag van konijnen. Dit is erg variërend en er zijn nog veel zaken onduidelijk. Waarschijnlijk speelt territoriumgedrag soms ook een rol.

Bij een afrastering of hek komen vaak sporen uit (wissels). Deze loopt dan verder door langs het hek of anders er onderdoor als het een klein dier betreft.
Vaak kun je hier haren aantreffen met name aan prikkeldraad.

We vinden een dode spitsmuis. We vragen ons af hoe deze is gestorven. Er is geen bloed zichtbaar of sporen van vraat. Misschien een natuurlijke dood? Het diertje is slap, wat de vraag oproept hoe lang het al dood is. Gabriel legt ons kort uit hoe het zit met lijkstijfheid, “ Rigor Mortes”. Een paar uur na de dood treedt de stijfheid op. Maar dit is tijdelijk want na een paar uur wordt het lijk weer slap.



We zien langs een wissel een overhangende tak met wat haar. Het lijkt aan de hoge kant voor een konijn en zelfs een vos. Maar het is heel zacht haar, zijdezacht. Misschien toch een konijn?

We zien aangevreten dennenappels.
Soms denken we dat ze zijn aangevreten maar zijn ze gewoon door ouderdom uiteengevallen. Goed kritisch kijken dus.
Eekhoorns eten de dennenappels in de boom op maar doen dit slordig. De dennenappels worden rafelig.
Muizen hebben kleinere tandjes en eten veel egaler. Zij laten de dennenappels wat netter achter.

Nog napratend over het spoor van de marterachtige, komt de “wezeldans” ter sprake.
Deze beestjes dansen rondom hun prooi die als het ware worden gehypnotiseerd (bv konijnen) totdat ze toeslaan.

Als toegift van deze interessante excursie zijn we met een kleine groep naar het Middenduin gegaan. Dit bevindt zich achter het bezoekerscentrum “de Zandwaaier”.
Dit is een prachtige vallei te midden van bosrijke duinen. De duinen die hier stonden zijn afgegraven om een aantal grachten in Haarlem te dempen. We zijn langs de rand gelopen naar het zwarteveldmeertje. Hoewel het uitzonderlijk schijnt te zijn hebben we de hele wisentenkudde kunnen zien! Een populatie van 8 tot 10 exemplaren waarvan 6 kalveren (4 kleintjes).

Soms kwamen we ook een paar floristische zaken tegen:
Groene ossentong.
Kardinaalsmuts (2-zaadlobbig). Prachtige rode vrucht (niet eetbaar!).
Wilde tijm.
Geel walstro.
Glad parelzaad.

Ik weet zeker dat de meesten van ons met een andere blik naar diersporen kijken dankzij Gabriel!

maandag 19 oktober 2009

zaterdag 10-10-2009

Verslag excursie Paddenstoelen de Poel / Amsterdamsebos
Datum: 10 oktober 2009
Excursieleider: Henk

We verzamelden bij Silversand. In twee groepen gingen we op pad. Toen we bij de Poel aankwamen viel meteen op dat al het riet gemaaid was. Een heel andere beleving dan tijdens de excursie die we in de lente meemaakten.

Onze groep ging eerst langs de poel en daarna het bos in. We kwamen langs de Poel een Geelwitte Russula tegen die nabij een berk stond. De russula’s hebben grove lamellen. De Geelwitte Russula komt voor op zure tamelijk voedselarme grond en is zeer algemeen. Het is een Mycorrhizavormende paddenstoel die in dit geval in symbiose leefde met de berk. De boomwortels worden door een schimmelmantel omgeven, waardoor uitwisseling van voedingsstoffen plaatsvindt. Ook beschermt de schimmelmantel de boomwortels tegen uitdroging en vergiftiging met zware metalen en met antibiotica tegen aanvallen van parasieten. Henk noemde het een zogenaamde ‘huisapotheek’ van de boom. De paddenstoel en de boom hebben profijt van elkaar en communiceren als het ware met elkaar. De Aardappelbovist stond er in de buurt en leeft ook in symbiose met de berk. In het stukje langs de Poel waren vooral Mycorrhizavormende paddenstoelen (symbionten) aanwezig.

Er ligt weinig dood hout en/of ander dood organisch materiaal langs de Poel, dus is de kans saprofyten tegen te komen ook klein. Saprofyten leven voornamelijk van dood organisch materiaal als plantenresten, dood hout of dierlijke uitwerpselen. Zonder saprotrofe paddenstoelen (en afbraakbacteriën) zou de natuur in zijn eigen afval omkomen. In het bos kwamen we wel saprofyten tegen, zoals de Gewone Zwavelkop. Deze is te herkennen doordat de hoed fel zwavelgeel is. Omdat in de loop van de tijd de hoed verkleurd, kan de soort nog herkend worden aan de aanzet van de hoed: deze blijft geel gekleurd. Dit is bij de Rode zwavelkop niet het geval.

Een zwakte parasiet is de Berkenzwam, een houtzwam met buisjes. De soort komt uitsluitend op berken voor. Ze beginnen vaak op levende berken die al zwak zijn. Maar als de berk dan eenmaal dood gaat (als gevolg van bruinrot die de paddenstoel veroorzaakt) blijft de Berkenzwam er toch op voort leven als een saprofyt. Parasieten leven ten koste van hun gastheer, zoals hier de berk. Ze onttrekken de voedingsstoffen die voor de boom noodzakelijk zijn om te leven. Niet alle parasieten ruimen vervolgens hun eigenhandig gedode boom op door verder te leven als saprofyt. Er komen vaak ook andere soorten paddenstoelen voor die dan het dode hout uiteindelijk opruimen. Je krijgt dan een opeenvolging van soorten paddenstoelen, totdat de boom ‘op’ is.

In het bos roken we op een gegeven moment een echt aaslucht. Net alsof een dood beest in de buurt was. We gingen driftig op zoek en prompt stond er in de buurt de Grote stinkzwam. Hij had zijn sporen al aan de vliegen verloren, want de hoed was wit. Een stinkzwam komt uit een zogenaamd ‘duivelsei’ welke naar anijs ruikt. Vervolgens groeit dit duivelsei binnen enkele uren uit tot een paddenstoel die naar zeer sterke aasgeur ruikt. Hier komen insecten op af die de kleverige donkerolijfgroene massa erg lekker vinden. Met de uitwerpselen van de insecten worden de sporen van de stinkzwam uiteindelijk verspreid.
De Knolhoningzwam groeide volop in het bos, we kwamen hem overal tegen. Deze soort is in tegenstelling tot zijn parasitaire broertjes, een saprofyt. De soort groeit meestal in bundels op hout.

Ik las dat de grijze gaatjeszwam het hout afbreekt door middel van organohalogenen (gechloreerde koolwaterstoffen, PAK’s) en chloorfenolen, die zij zelf produceert. Deze zelfde eigenschap hebben ook de Zwavelkoppen (Psilocybe) en de Mycena's. Vandaar dat ze naar chloor ruiken.

In het bos was de meeste variëteit aan paddenstoelen. Uiteindelijk hebben we meer dan 50 soorten gezien (zie lijst hieronder). De meeste paddenstoelen die we gezien hebben zijn opruimers (saprofiet). Ook mycorrhiza-vormende paddenstoelen waren er veel. Parasieten hebben we veel minder waargenomen.

Nederlandse naam Groep Levenswijze Opmerkingen
1 Geelwitte russula Russula’s Mycorrhiza
2 Aardappelbovist spp. Aardappelbovist (Scleroderma) Mycorrhiza
3 Rimpelende melkzwam Melkzwam (Lactarius)Mycorrhiza
4 Berke ridderzwam Ridderzwam Mycorrhiza
5 Kleine berkenrussula Russula Mycorrhiza Variabele hoedkleur.
6 Berkenboleet Ruigsteelboleet Mycorrhiza
7 Berkenzwam Zwakte parasiet Uitsluitend op berken
8 Braakrussula Mycorrhiza Grote lamellen
9 Viltige maggizwam Melkzwam Mycorrhiza Ruikt naar maggi
10 Donzige melkzwam Melkzwam Mycorrhiza
11 Gele berkenrussula Russula Mycorrhiza
12 Bundel mycena Mycena Saprofyt Chloorgeur
13 Citroenschijfje? Niet in literatuur te vinden.
Geel klein schijfje op dood hout.
14 Stijfselzwammetje Trilzwam Saprofyt op hout
geleiachtige trilzwam lijkt op kloddertjes stijfsel
15 Langsteel franjehoed Franjehoed Saprofyt
Lamellen zijn dieppaars/zwart, voornamelijk op houtsnippers
16 Oranje aderzwam Saprofyt Veroorzaakt witrot
17 Satijnzwam spp. Satijnzwam Saprofyt of mycorrhiza Veelal giftig
18 Gewone zwavelkop Aanzet van de hoed is geel
19 Grote stinkzwam Stinkzwam Saprofyt
20 Kleine stinkzwam Stinkzwam Saprofyt
21 Kale inktzwam Saprofyt
22 Oorzwammetje spp. Oorzwammetje Saprofyt Voedselrijke omgeving
23 Grauwgroene hertenzwam Hertenzwam Saprofyt
Lamellen vrij, heeft roze sporen!
24 Fopzwam spp. Fopzwam (Laccaria) Mycorrizha Vaak bij jonge bomen
25 Vaalhoed spp. Vaalhoeden Mycorrizha
Lamellen aangehecht, heeft aardappelgeur en hoed iets kleverig
26 Beukenblad mycena Zit op beukenblad
27 Roestbruine kogelzwam Kogelzwam Saprofyt of parasiet op hout
Vooral op beuken
28 Roze knoopzwam Saprofyt
Op dode stammen of takken van met name beuken
29 Gekraagd mosklokje Mosklokje Saprofyt Lamellen aangehecht
30 Helmmycena Mycena Saprofyt
Dwarsschotjes tussen lamellen (met loepje kijken)
31 Kaaszwam spp. Kaaszwam Parasiet en saprofyt sponzig
32 Knolhoningzwam HoningzwamMeestal parasitair, maar deze soort is een saprofyt Heeft rommelige lamellen
33 Pracht mycena Mycena Saprofyt
Op mossige takken en op bladstrooisel (beuk) in loofbossen op klei. Rode lijst.
34 Gewimperde aardster Aardster Saprofyt
In loof- en naaldbos, vnl op strooisellaag.
35 Gewone hertenzwam Hertenzwam Saprofyt Mooie lamellen
36 Bloedsteel mycena Mycena Saprofyt
Na breken steeltje, bloedrood melksap
37 Geweizwammetjes Xylaria Saprofyt
Vruchtlichaam gewei-achtig vertakt.
38 Wortelende aardappelbovistScleroderma Mycorrizha
Alle aardappelbovisten zijn giftig. Vaak op voedselrijke gestoorde bodem
39 Platte donderzwam Ganoderma Parasiet en saprofyt
Gallen zaten onder de hoed.
40 Glazige buisjeszwam Physisporinus Saprofyt Wasachtig korstvormig, onaangename geur op stronken (beuk, berk), soms over de (bos)bodem uitbreidend
41 Beukwortelzwam Wortelzwam Saprofyt, (mogelijk parasitair)
Aan de stamvoet of op wortels van beuken, meestal op enige afstand van de boom.
42 Gewoon elfenbankje Elfenbankje Saprofyt Wit van onderen
43 Grijze gaatjeszwam Wrijven wordt donker, rooklucht
44 Houtknotszwam (ook ‘dodemansvingers’) Xylaria Saprofyt
Zwarte vingers, van binnen wit. Vnl op dood hout beuk en eik
45 Scherpe collybia Collybia saprofyt
Herkenbaar aan ver uiteenstaande, vrij donkere lamellen. Scherpe smaak.
46 Eikenbladzwammetje Collybia Saprofyt
47 Peksteel Polyporus Saprofyt, minder vaak parasiet.
48 Breedplaatstreephoed Megacollybia Saprofyt
Erg lange dikke draden naar zwamvlok
49 Reuzezwam Meripilus giganteus Parasiet Veroorzaakt witrot
50 Krulzoom spp. Krulzoom Saprofyt of mycorrhiza Hoedrand ingerold
51 Wortelende aardappelbovist Aardappelbovist (Scleroderma) Mycorrhiza Alle soorten giftig

Het was een hele leuke en leerzame excursie!
Wijnanda Hulsegge

zondag 11 oktober 2009

zaterdag 10-10-'09

Paddenstoelen rondleiding 10-10-2009

De rondleiding startte bij de ingang aan de Noorddammerweg. De groep verdeelde zich spontaan in tweeën , onze groep ging op stap met Jenny Breij , een zeer deskundige en enthousiaste rondleidster die al “25 jaar in de paddenstoelen zit”, zoals ze vertelde.

Wij begonnen in het Amsterdamse Bos en al gauw zag je de mensen van het rechte pad afgaan en door het struweel en tussen de bomen,zeer geconcentreerd lopen op zoek naar de paddenstoelen. Takken en takjes werden opgetild, stammen en stronken werden aan een nauwkeurig onderzoek blootgesteld.en ook de bodem werd geïnspecteerd, waarvoor de meesten van ons op de hurken gingen. Met behulp van spiegeltjes werd ook onder de hoed gekeken als de paddenstoel weinig voorkwam en ze moesten blijven staan. Andere, meer algemene paddenstoelen werden soms geplukt, maar na het determineren weer voorzichtig in de grond geduwd .
Dit leverde heel wat mooie en bijzondere vondsten op, waarvan heel veel foto’s gemaakt werden.
Maar naast onze ogen spraken we ook de andere zintuigen aan zoals ruiken en voelen. We ” knepen” soms de paddenstoelen want dan gingen ze zo leuk verkleuren of we gingen ze ”melken. Proeven deden we maar niet en dat was meer goed ook want juist op die dag stond er in de krant dat er een vrouw was overleden na het eten van paddenstoelen ( NRC 10-10-2009) en veronderstel dat wij dezelfde paddenstoelen hadden geproefd die die vrouw ophad.

Padden stoelen die we ontdekten waren
A) in het bos

Berkenzwam: deze paddenstoel heette vroeger berkendoder. Het is een parasiet. Hij heeft buisjes en zijn vlees is taai-elastisch

Mycena; is lekker stevig en zit op beukenbladeren
Helmmycena is een van de grootste mycena’s en groeit in bundels op rottend hout, zijn lamellen hebben tussenschotjes
Prachtmycena is zeer zeldzaam, zijn steel is oranjeachtig
Bloedsteelmycena: komt een druppeltje bloed uit als je hem knijpt

Honingzwam: heeft aangehechte lamellen, is houtbewonend. Zijn sporen zijn lichtgevend en geven ‘s nachts een zachte gloed af. Hij heeft zwarte myceliumstrengen; als drop of schoenveters. Hij is zeer algemeen; we zagen er dan ook ontzettend veel van,
.
Ziekenhuisboomkorst; Dit is een wasachtig blauwgrijskorstje dat naar lysol of pleisters ruikt.

Eikenbladzwammetje: kleine, meestal okergelige lamellen. Hij heeft een mooi dun steeltje, zijn naam is verwarrend, want hier staat hij niet tussen eiken maar tussen beuken.

Grijze gaatjeszwam (grijze buisjeszwam); hij zit op een stronk en is een van de weinige buisjeszwammen die grijze poriën heeft.

Zwavelkopjes: ook deze soort hebben we veel gezien in allerlei stadia(van jong tot oud, van klein tot groot). Deze paddenstoelen zijn ook weer gauw verdwenen.
Rode zwavelkop: In bundels groeiend, hoed min of meer steenrood

Elfenbankjes: zijn aan de onderkant wit, gaan een jaar mee, zijn variabel van kleur

Gele korstzwam: is dus een korstje en aan de onderkant wit.

Ggeel hoorntje: komt voornamelijk voor op vermolmd hout en was piepklein

Judasoor: voelt heel zacht aan en voelt ook als een oor. Je kan hem eten (bakken) Hij zat op een vlier
Leuk verhaaltje erbij: Judas kreeg spijt dat hij Jezus verraden had en hing zichzelf op aan een vlier, de vlier boog door , Judas viel er af maar schampte zijn oor. Sinds die dag groeit een trilzwam op de bast van de grote oude vlier.

Zakjeszwam: sporen worden gevormd in piepkleine zakjes, die pas open gaan als de sporen rijp zijn

Platte tonderzwam, deze krijgt er ieder jaar een wit randje bij. Is een buisjeszwam, is algemeen voorkomend. Is houtig en erg stevig om te voelen
Echte tonderzwam; is bijzonder, is een parasiet en zit op levende en dode bomen Hij kan een diameter van ongeveer 30 cm hebben.

Langsteel franjehoed: heeft minuscule franjes.

Grijsgroene hertenstam

Roodporiehoutzwam

Platte houtzwam; deze ruikt lekker zwammig.

Inktzwammen van jong tot oud, in allerlei maten en ook nog misvormde zwammetjes

Stijfselzwam: ziet er vies uit, als stijfsel (grijze kloddertjes,) komt op vermomd hout voor, is een trilzwam.

Schelpjeszwam: schattig wit, de lamellen zie je aan de bovenkant.

Dodemansvingers of houtknotszwam: ze zijn zwart, van binnen wit , als hij open barst komen de sporen naar buiten.

Wortelende aardappelbovist ( als je hem krabt dan verkleurt hij rood ) “worteltjes” aan de zijkant. Als hij openklapt zie je sporen.

Narcisridderzwam ruikt naar gas en heeft felgele , dicht opeen staande lamellen
Ridderzwammen hebben een stevige steel en hoed. Tussen de lamellen en de en de steel zit een “gootje” het is en mycorrhizavormende paddenstoel en gaat
een symbiose aan met bomen.

Glazige buisjeszwam; ze voelen hard aan en bedekken de dode tak nagenoeg en gaan over de grond naar een volgende tak of stronk

Mosklokje is klein en houtbewonend.

Kaaszwam: deze was oud en vies om te zien, kaaszwammen zijn altijd nattig als je erin knijpt.

Reuzenzwam: die eet alles

Witte kluifjeszwam: hoed onregelmatig en zadelvormig gelobd

Witte bultzwam: begint als wit bultje op de stam groeit uit tot een “vogeldrinkbakje.”

Russula: een symbiont

Kleine stinkzwam: heeft bij aanvang een groene kop, die uitgroeit tot een oranjekop. Hij word ook wel ”hondenpikkie” genoemd. Lijkt op een duivenei als hij jong is
Grote stinkzwam: is ook een fallusachtige stinkzwam, is in jong stadium in het ei door gelei omgeven.

Beukwortelzwam: heeft een hele lange steel en een kleverige gerimpelde hoed.

Gekraagde aardster; M. i. het leukste wat we vonden, het is een stervormige openende Stuifzwam. Als hij nog gesloten is, lijkt hij op een tulpenbol.

Spitsschubbige parasolzwam: heeft een ring en als je over zijn hoed wrijft voel je spitsige puntjes.

Schelpjeszwam: klein en wit, op hout.

Kogel houtskoolzwam: Snijd je deze zwam door midden dan zie je een soort ringen.

Hertenzwam: rossig aan de onderkant

Poederparasolzwam, piepklein met duidelijke franje.

b) Paddenstoelen langs de Poel
Bij de Poel is de grond arm en hier leven de symbionten Bomen en paddenstoelen helpen elkaar.

Gele berkenrussula
Berkenboleet is zacht en harig en heeft buisjes.
Baardige melkzwam, is dus melkend.
Rimpelende melkzwam hoort bij de berk.
Viltige maggizwam staat bij een berk en ruikt naar maggi.
Zwartwordende wasplaat Ze beginnen roodachtig en staan in gras
Gele aardappelbovist is giftig
Trechterzwammetje is heel klein
Berkenridderzwam is bijzonder en is ook de laatste paddenstoel van deze opsomming.


Voldaan en met veel nieuwe kennis gingen we naar huis .
Heel veel dank voor de fantastische rondleiding.
Hanny van Oostendorp

zaterdag 26-09-'09

Diersporen zoeken
Nationaal Park Zuid-Kennemerland, ingang Koevlak
Excursie 26 september 2009, onder leiding van Gabriël Bakkum

Op deze mooie nazomerochtend nam Gabriël Bakkum nam ons mee eerst mee naar Het Wed, een gegraven recreatiemeer dichtbij de ingang Kennermerduinen/Koevlak. Aldaar werd door grote groepen mensen gejogd, waardoor er al heel wat vertreding van diersporen had plaatsgevonden. Toch wemelde het in het brede zandgebied langs het meer nog van de verse prenten van allerlei dieren. Het gebied is in trek bij de dieren vanwege het water, maar ook vanwege voedselresten in de afvalbakken.

De eerste prenten die we zagen waren de loop- en zitsporen van konijnen: bij het loopspoor staan de afdrukken van de twee grote achterpoten voorop en daarachter min of meer op de spooras de sporen van de twee kleinere voorpoten. Bij zittende konijnen zijn de afdrukken van de achterpoten diep.
Verderop liep een dubbelspoor van vossen, een grotere en een iets kleinere (ouder en kind?). De kenmerkende verschillen tussen honden- en vossenafdrukken waren duidelijk te zien: (1)de vos heeft een langwerpiger voet, daarom een ovaler spoor, je kunt via het midden van de afdruk een denkbeeldig kruis naar de omtrek trekken, het zogenaamde “vossenkruis”, bovendien is (2) de middenruimte tussen de zoolkussentjes bij de vos groter hetgeen resulteert in een bultje middenin het spoor. Even later vonden we ook vossenpoep, met het kenmerkende puntje. Zo te zien had er konijn met bessen (mogelijk wegedoorn) op het menu gestaan.

Bovenaan het duin vlak voor de bomengrens waren rondom een groepje dode bomen een aantal interessante sporen van kleine dieren te zien: een soort rupsbandspoor van een kever (schept hoopjes zand om), een paddenspoor (nageltjes zichtbaar, beetje draaiend om spooras) en een massa pootafdrukken van kleine vogeltjes.

Weer dichterbij het water in het vochtige zand waren veel afdrukken van vogels, onder andere meeuwen (zwemvlies) en kraaien. Ook afdrukken van de poot van de blauwe reiger: kenmerk achterteen is korter dan de voorteen en staat een beetje schuin ten opzichte van de voorteen. Heel bijzonder was dat we aan de waterrand sterrenschot vonden. Sterrenschot is geleiachtig braaksel van (o.a.) een reiger dat bestaat uit gelei,eieren en eierstokken van kikkers, in de maag van de vogel opgezwollen en vervolgens uitgespuugd.

Zoals te verwachten ontbraken de sporen van damherten en reeën niet. Mooi was te zien dat deze dieren een gesnoerd spoor hebben en dat soms de afdruk van de achterpoot samenvalt met die van de voorpoot. Het verschil in grootte tussen damhert- en reeprent was duidelijk. Bij het damhert zijn meestal de bijhoeven te zien, bij het ree niet. Bij het ree staan bovendien de afdrukken iets naar buiten gericht (scherpe buitenrand).

Als verrassing vonden we tussen de vele voetsporen van de joggers in het natte zand ook nog het spoor van een marterachtige: een sprongspoor met afdrukken in groepjes van vier dichtbij elkaar staande prenten met heel duidelijke teenafdrukken.

Het tweede deel van de excursie voerde ons tussen de struiken., loof- en naaldbomen door op zoek naar wissels en vraatsporen. We roken allen aan de ingang van een konijnenhol om na te gaan of het nog bewoond was (onduidelijk resultaat) en zagen vele smalle wissels (snoergang herten/reeën). Door het ontbreken van haarresten en uitwerpselen was niet te determineren welke dieren van de wissels gebruikmaken. Wel zagen we hier en daar een schuurboom van hert of ree. In het naaldbomenbos deed iedereen zijn best om dennenappels met vraatsporen (een muis doet het netter dan een eekhoorn) te vinden, maar dat viel niet mee. Gabriël keurde de meeste van onze vondsten af.

Na afloop van de “officiële” excursie is een kleine groep cursisten met Gabriël meegelopen naar de wisentenweide in het Kraansvlak. In 2007 en 2008 zijn hier in totaal zes wisenten uitgezet. Inmiddels zijn er al vier kalfjes geboren. We hadden geluk en hebben de gehele kudde goed kunnen bekijken. Een mooi slot van een interessante excursie.

Met dank aan Gabriël voor zijn enthousiaste begeleiding en de vele verrassende ontdekkingen en aan Gert-Jan voor zijn mooie foto’s die ik als geheugensteuntje en voor de beschrijvingen heb gebruikt.

Tips:
• Private Life of the Rabbit, auteur R.M. Lockley. Aanbevolen door Gabriël.
• Wel en wee van de wisenten in het Kraansvlak: www.wisenten.nl


Nog meer interessante dingen:
- insectengang, horizontaal vlak onder (nat) zandoppervlak
- wildeasperge draagt mooie rode bessen
- eikengallen
- duindoorns staan vol bessen
- hetzelfde geldt voor meidoorn, wegedoorn en kardinaalsmuts
- uitwerpselen van reeën, konijnen, ganzen en runderen
- dode bosspitsmuis
- gaatjes van insecten of spechten in dode bomen
- sporen van honden (verboden toegang!)
- eikelverzamelende gaaien

Trudy du Chattel