dinsdag 17 november 2009

zaterdag 7 november

Excursie park Langerhuizen 7 november 2009


Regen, regen en nog wat meer water. Deze zware depressie trok over ons heen, maar had gelukkig geen weerslag op de groep. Vol goede moed en met een opperbest humeur begonnen we aan de excursie. De eerste 20 minuten werden verzorgd door Jaap, Femke en Birgit. Zij vertelden ons achtereenvolgens iets over de ontstaansgeschiedenis, de bolgewassen, het ecologische beheer en de paddenstoelen. Daarna namen Wies, Carla en Bas de rondleiding over en vertelden ons over de ecologie en rondleidingtechnieken.

Na een rommelig begin neemt Jaap het woord en vertelt over de ontstaansgeschiedenis. Het park is aangelegd in 1960 en was eigendom van meneer Muntz die er woonde in boerderij Langerhuizen. Hij heeft er allemaal populieren laten planten, met als doel deze bomen na ongeveer 40 jaar te kappen. Het moest dus een kapbos worden. Jaren later is de boerderij verdwenen en de grond voor veel geld verkocht.
Dit parkje staat vooral bekend om haar vele knol –en bolgewassen. Zo vind je hier veel narcissen, wilde hyacinten, sneeuwklokken, holwortel, daslook, herfststijlloos en paarse schubwortel. De paarse schubwortel is na de sneeuwklokken een van de vroegste bloeiers in ons land. Eind februari – begin maart is de plant al te zien. De prachtige fel paarse bloemen zijn een echte blikvanger en kunnen enorme plakkaten vormen. De plant heeft geen blad, maar witte schubben onderaan de stengel. De paarse schubwortel is een parasiet die vooral huist op de wortels van populier en wilg.

Femke legt ons uit hoe en waarom ‘slechte’ bomen worden geringd en niet gekapt. De boom rond wordt er een stuk bast weggezaagd, waardoor de sapstroom stopt. Hierdoor sterft de boom sneller af en krijg je “staand dood hout”. Dit is vooral goed voor allerlei insecten, paddenstoelen en spechten. De spechtengaten zijn dan ook volop aanwezig en duidelijk waarneembaar. Er is niet alleen “staand dood hout”, maar ook “liggend dood hout”. Dit zijn gekapte bomen waarvan men de stam op de grond laat liggen. Dit trekt weer andere insecten en paddenstoelen dan “staand dood hout”. Na het wegtrekken van een stukje bast treffen we hier spinnetjes, pissebedden en een bruine kikker aan. Het snoeihout(takken) en de dode takken worden gebruikt voor het maken van takkenrillen. Deze zijn uitermate geschikt voor kleine zoogdieren, zoals bunzing, hermelijn, egels en muizen. Maar niet alleen voor kleine zoogdieren zijn de takkenrillen belangrijk, ook paddenstoelen, insecten en zangvogels hebben er baat bij.

Onder de bezielende leiding van Birgit worden we door de bosjes meegesleurd opzoek naar paddenstoelen. Van reuzenbovist tot rode meniezwam en van houtskoolzwam tot gekrulde aardster, ze weet ze allemaal te vinden. Op een staande dode berk zit een tonderzwam, dat er elk jaar een ring bij krijgt. Op een liggende dode berk treffen we zwavelkopjes aan met hun mooie geel, grauwe hoed. Verderop in een takkenril ligt een tak van een vlier en, u raadt het al, natuurlijk vinden we hier het judasoor. Op de grond vinden we de hertenzwam en niet ver daarvandaan ligt het gewei(zwammetje).

Na de iets uitgelopen, maar zeer leuke rondleiding van dit trio was de beurt aan het volgende trio. Wies, Carla en Bas stonden te popelen om het over te nemen en staken direct van wal. Bas legde een rondleidingtechniek aan de hand van bladeren uit. Zo is het handiger om in plaats van meteen alles te benoemen eerst verschillende bladeren te verzamelen, even wachten op een goed moment en dan pas de verschillen laten zien. Het verschil in grootte, de kleurverschillen en verschillende soorten vraat zijn dan goed zichtbaar. Bij vraat bijvoorbeeld kun je bij het ene blad goed zien dat het is aangevreten door een rups en het andere blad door een kever. Een rups eet het hele blad op, omdat er kalk in de nerven zit en de rups dit nodig heeft. Een kever heeft dat niet nodig en laat daarom een geraamte over(de nerven van het blad). Door het op deze manier uit te leggen wordt het overzichtelijker en makkelijker voor iedereen. Verder is het erg belangrijk dat je met je gezicht naar je publiek toe gaat staan als je praat.
Even verderop staat Carla een groepje bomen te aaien. Raar, is het eerste dat bij mij opkomt, maar nadat ik het zelf ook gedaan heb toch iets minder raar. Je kunt goed voelen dat de berkenstam warmer is dan die van de wilg en haagbeuk. Bij de berk zit er een luchtlaag in de bast die de boom in de warme periodes koel houdt en in de koude periodes warm houdt.
Bas staat alweer klaar met een blad. Er zit een gele vlek met een bruin kloddertje in het midden van een groen blad. Rara, hoe komt dat? Een insect heeft een eitje afgezet in het blad. Vervolgens eet de larve het bladgroen op. Er ontstaat een gele vlek. En net zoals bij mensen moet die larve ook weleens een poepje doen. Gevolg:bruin kloddertje.
Langs het pad ligt nog een dode stam. Nadat we de bast verwijderd hebben, kun je goed zien dat dood hout leeft. Er verschijnen tientallen pissebedden, bruine kikkers, spinnen en er zijn gangen te zien van rupsen.

En dan volgt het hoogtepunt van de ochtend. We komen er achter dat Marit net jarig is geweest. Heel voorzichtig wordt er een lang zal ze leven ingezet. Al snel slaat het over op de rest van de groep en even later staat iedereen uit volle borst mee te zingen. Hoera, hoera,hoera. Wat een geluid. Alleen de halsbandparkieten krijsen harder. Gefeliciteerd met je 26ste verjaardag.

Na deze prachtige zang liepen we terug over de oude veendijk. Net als in Wilnis is deze niet zo stevig meer en staat eigenlijk op instorten. Onderweg kwamen we nog een paar grote zilverabelen, spierwitte champignons, groene halsbandparkieten en een roodborst tegen. Rond een uur of twaalf was de excursie al afgelopen. Ondanks dat deze iets korter was, was het zeer leerzaam.

Anthony Reijersen van Buuren
16 november 2009

Geen opmerkingen:

Een reactie posten