vrijdag 18 december 2009

zaterdag 12 december

Excursieverslag Park De Braak
Hoe komen we de winter door? 12 december 2009
Wij verzamelden bij de banpaal aan de Amsterdamseweg. Op deze paal uit 1625 staat Terminus proscriptionis, daaronder vertaald als “Uiterste palen der ballingen”. Deze banpaal was oorspron-kelijk geplaatst naast het toegangshek van de voormalige buitenplaats 'Elsrijk'. De ban (het rechts-gebied) van Amsterdam reikte tot 5 mijl (± 7½ km) uit het centrum van de stad; een banneling mocht daar niet voorbij gaan. Van de zes banpalen die er rond Amsterdam stonden zijn er nog drie over. De andere twee staan aan de Amsteldijk Noord bij nr. 65 en in het oude dorp Sloten.
Park De Braak is in 1939 gesticht in de toen gebouwde villawijk aan de Amsterdamseweg. Als reactie op de “mislukking” van het Broersepark (1927), waarin de exoten het op veengrond slecht deden, heeft C.P. Broerse, directeur van de Plantsoenendienst, besloten dit park te beplanten met veen¬planten en een kas neer te zetten voor kweek. De naam komt van een oude dijkdoorbraak van de Nieuwe Meer.
De Kardinaalsmuts droeg nog de laatste vruchtjes en was herkenbaar aan de “pyamastrepen” op de bast. Ik ging met het groepje van Wies mee, waarin ook de gidsen Albert en Bep, en cursisten Marit, Margo en Alex meeliepen. Albert wees ons op een nog juveniele Blauwe Reiger met grijsblauwe veren en gele snavel, die overigens snel opvloog.
Thema voor de wandeling: natuur in de winter. Bomen laten hun blad vallen omdat er onvoldoende zonlicht is voor fotosynthese, en bladeren wel vocht verdampen en wind vangen. Jonge haagbeuken en eiken houden echter het dorre blad vast ter bescherming tegen de kou; het blad krult op en vangt minder wind. De op de grond gevallen bladeren isoleren de kleine planten en dieren eronder. Onder verdorde varenstruiken heerst een zacht microklimaat voor dieren en planten.
Sommige planten kunnen met hun groene delen de vorst weerstaan omdat zij “antivries” in hun bladeren hebben, een vrij geconcentreerde oplossing van o.a. suikers.
We zagen een Stengelloze Sleutelbloem in bloei, later nog bloeiende anjers, Gaspeldoorn en Verfbrem en een klokje. Zelfs enkele plantjes van de merendeels uitgebloeide Dopheide vertoonden nog bloemen.
Verschillende planten konden we alleen aan de bladvorm herkennen; dat viel niet altijd mee. De winter is wel de ideale tijd voor mos, en dankzij Wies hebben we “tig” soorten leren kennen.
In De Braak zitten behalve watervogels ook andere soorten, zoals lawaaiige halsbandparkieten, kraaiachtigen en mezen. Leuk was dat Marit op een zonnig moment de feloranje borst van een Boomklever op een tak ontdekte.
Zelfs op deze winterse dag groeiden er nog enkele paddestoelen: piepklein Geel hoorntje op hout, her en der Elfenbankjes, Geweizwam en Geelbruine Plaatjeshoutzwam. Interessant was ook het Schaafstro, volgens Wies een voorbeeld van apicale dominantie: de stengeltop (apex) bevat het meeste groeihormoon, dus er ontwikkelen zich geen zijscheuten – tenzij de top wordt beschadigd, dan zie je allerlei vertakkingen. De as van het schaafstro bevat veel kiezel en is dus een geschikt schuurmiddel, vandaar de naam.
We hadden het behoorlijk koud gekregen op deze eerste echt winterse dag, dus het was een aangename verrassing dat Anthony – aldaar werkzaam – de directiekeet voor ons openstelde en warme koffij uitschonk. Daarom kan ik hem vergeven dat hij mijn pet in een zijkamertje verstopte, zodat ik met koude oren terug dreigde te moeten. Ach, volgens Carla wordt door de natuurgidsen onderling veel gedold, dus wij beginnen het aardig te leren. Brigit zwijmelde bij een Viltig Judasoor.
Verkwikt verdergaand zagen we nog de opvallend gladde stam van de Lijsterbes. Omdat de zon intussen warmer was gaan schijnen kwam er een enkel Lieveheersbeest en een mugje (of twee?) tevoorschijn. De gewone brem (Bezembrem) blijkt met de knalgroene takken ook ’s winters aan fotosynthese te doen. Een gapende zoetwatermossel naast de sloot viel ook op.
Wij hadden de kou lang genoeg getrotseerd, tenslotte moeten wij ook de winter door. Na elkaar prettige feestdagen te hebben gewenst gingen we huiswaarts.

Gert-Jan Roebersen.


Bomen en struiken:
Berk (Betula sp.)
Bezembrem
Brem
Eik (Quercus sp.)
Els
Gagel
Gaspeldoorn
Gelderse roos
Haagbeuk
Hulst (mineersporen)
Jeneverbes
Kamperfoelie (parasiet op boom)
Kornoelje
Kruipwilg
Lijsterbes
Meidoorn (eenstijlig)
Spaanse aak
Stekelbrem
Verfbrem
Zuurbes

Planten:
Beenbreek
Bosanemoon
Dopheide
Gele dovenetel
Kardinaalsmuts
Kraaiheide
Moeraswespenorchis
Muurpeper
Paarbladig goudveil
Riet
Steenanjer
Stengelloze sleutelbloem
Struikheide
Veenbes
Vossebes
Vrouwenmantel
Wrangwortel (Helleborus viridus)
Zomerklokje

Sporenplanten:
Gewone eikvaren
Reuzenpaardenstaart
Schaafstro

Mossen:
Bekermos
Gaffeltand
Groot laddermos
Haakmos
Haarmos
Klauwtjesmos
Levermos
Pluisdraad

Paddestoelen:
Elfenbankjes
Geelbruine plaatjeshoutzwam
Geelhoorntje
Geweizwam
Krulzwam
Viltig Judasoor

Vogels:
Aalscholver
Blauwe reiger
Boomklever
Ekster
Goudhaan
Halsbandparkiet
Knobbelzwaan
Koolmees
Krakeend
Kuifeend ♀
Meerkoet
Soepeend
Zwarte kraai

Insecten:
Lieveheersbeest
Mug

Overig:
Zoetwatermossel (schelp)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten