maandag 14 september 2009

zaterdag 12-09-'09

Verslag Thijssepark excursie 12-09-2009
Margo de Ket

De eerste excursie in het Thijssepark was in het voorjaar. Nu is het herfst en zijn we er om zaden, vruchten enz. te zien.
Het Thijssepark is aangelegd als een verzamelpark voor allerlei inheemse plantensoorten.
Het is dus een botanische verzameling.
Het park zelf is in Engelse landschapsstijl ingericht. Dat houdt in dat er diverse landschappen zijn nagebootst, inclusief de grondsoort en daarin voorkomende beplanting. Ook door de indeling van het park, de lijnen van de vijvers en stukken vegetatie, en de paden erdoorheen, wordt ruimte gesuggereerd waardoor de beperkte omvang van het park niet opvalt.
Ook de aanplant van kruiden, struiken en bomen geven in de hoogte een bepaalde opbouw en ruimte.
Maar………het doel vandaag was om te kijken naar hoe zaden en vruchten eruitzien, en daaruit op te maken hoe de verspreiding zou kunnen plaatsvinden.

Ik geef hier een opsomming van een aantal planten die we gezien hebben, al dan niet met zaden en wetenswaardigheden, of tips om ze te herkennen.

Het is zinvol om de planten nog eens op te zoeken.
Voor het nazoeken over zaden; het boek ‘Verspreiding van zaden’, van het knnv is erg mooi en handig.

Bloeiende Hop.
De mannelijke bloemen zijn groen/gele trosjes van bloemen die vnl meeldraden zijn en nauwelijks kroonbladen bezitten. De vrouwelijke hop laat de typische hop-bellen zien.

Brede wespenorchis.
Deze heet zo omdat aan de voet , de bladeren breed zijn. De zaadjes zijn zeer fijn, en bevatten geen reservevoedsel. De zaadjes moeten in grond terecht komen met de juiste mycorhyza-schimmel, en dan ontkiemen ze. De zaadjes zijn wel tot op 5 km hoogte in de lucht gevonden, dus vliegen flink mee met de wind.
Bij het uitgraven van een orchis is het dus ook zaak om een flinke kluit mee uit te graven, omdat de schimmels nodig zijn voor het wortelstelsen. Maar wie van ons zou dat doen….

Bosviooltje, 2e bloei.
Veel planten bloeien rond de dagen dat dag en nacht ongeveer even lang zijn. Dus in het voorjaar en in de herfst.
De zaadjes bevatten mierenbroodjes, dat is een deel met glucose, en mieren slepen dat mee en zorgen zo ook voor verspreiding.

Gagel.
De gagel heeft een sterke geur (goed tegen ongedierte!), is vettig, en de zaadjes die in trosjes aan de plant hangen, zijn daardoor niet aantrekkelijk voor allerlei insekten of vogels. De zaadjes kunnen drijven op water, en zo ergens anders terecht komen.

Knikkend nagelkruid.
Kleine zaadjes met haakjes eraan. Die blijven in de vacht van langslopende dieren hangen, en worden zo verspreid.

Salomonszegel
Heeft donkerblauwe bessen op ‘fazanthoogte’ aan de stengel hangen. Voor mensen is de bes giftig.

Gele lis
Heeft grote zaaddozen, 3-kantig, waarvan de zaadjes een kurklaagje hebben. Daarmee blijven ze drijven. Zonder de kurklaag zinken ze. Ze kunnen via het water dus ergens anders terecht komen.

Bloeiende klimop
Heeft andere blaadjes dan de rest van de plant. Aan de typische klimopstengels zitten hechtwortels. De uitlopers waaraan de bloei ontstaat heeft rondere bladeren, een bol/stervormige bloeikop en geen hechtwortels aan de stengel. Dus als je die uitlopers zou stekken, krijg je een klimop die niet kan klimmen!

Herfsstijlloos (soort krokus)
Bevat colgicum, giftig. In het voorjaar geeft de plant bladeren, in de herfst pas een bloem.

Appelbes
Inport. Bloemkroonrest aan de onderkant van de bes (na bestudering bleek dat bij de meeste bessen het geval!). De bladeren kleuren in de herfst donkerrood.

Akelei
Vier hulsjes die bij drogen openspringen, zo valt het zaad er uit.

Zaagblad.
Het onderste blad heeft een gezaagde rand. Het zaadpluis verwaait.

Bolderik (akkeronkruid)
Het zaad is giftig. Boeren willen het niet graag op hun land. Als het meegeoogst wordt en in meel terecht komt is dat niet gezond.
Sluipwespen worden ingezet ter bestrijding van schadelijke insekten in het gewas. Maar, die hebben zelf ook voedsel (nektar) uit bloemen nodig. Daarom is het nodig om ruige stroken wilde bloemen rond akkers te hebben.

Sporkehout of vuilboom.
Lijkt op wegedoorn maar heeft geen doorns en de bessen hangen meer los verspreid. Ook bloeit de boom langer door, en zijn de bessen niet allemaal tegelijk rijp. Er hangen dan verschillen in kleur en rijpheid aan de boom.
Alle delen van deze boom zijn laxerend.

Beenbreek
Bloeit geel ,maar heeft een oranjebruine zaadpluim (aar). Verhoute stengel. In de zaadjes zit wat lucht, dus verspreiding mogelijk via wind en water.
De plant groeit vanuit een pol in een circel naar buiten. In die circel ontstaat een kuil. Hierin kunnen koeien struikelen. De plant groeit op kalkarme grond, waardoor er weinig kalk in het voer voor de grazers komt.

Stekelvaren;
Valt onder de niervarens (vorm van sporen) en heeft miniscule stekeltjes aan de bladranden.
Naaldvaren
Elk blaadje eindigt in een naaldvormige punt.

Tongvaren,
Het blad heeft een gegolfde rand naar is niet ingesneden. Lijkt op de kamerplant varen.

Vrouwtjesvaren
Fijn verdeeld blad.
Mannetjesvaren is wat grover. Bladeren komen uit een punt. De sporen zijn niervormig met een deukje erin.

Moerasvaren.
Bladeren komen niet uit een punt, maar verspreid uit wortelstokken. Niet hoog.
Groeit langs de waterkant, op vochtige stukken.

Dubbelloof
Twee soorten bladeren komen los uit de grond. Geveerde bladeren, waarvan een soort steriel is, en de ander met iets smallere deelbladeren sporen bevat.

Koningsvaren
Is groot. Na de bladtop groeit het blad met een steel door, alleen met sporen.

Driehoeksvaren
Een niet hoog varentje, met een blad dat de vorm van een driehoek heeft.
Gebogen driehoeksvaren idem, maar er zit in het middelste blad een knik.

Lavendelheide.
Lijkt een kruising tussen de bloem van lavendel en rozemarijn.

Blauwe bosbes.
De blaadjes worden knalrood in de herfst en vallen af. Gezonde blauwe bessen.
Verspreiding door opgegeten en uitgepoept worden.

Moerashersthooi.
Familie van de hertshooi, maar heel klein en laag. De gele bloem is zelden helemaal open.
Hertshooien zijn te determineren op de stengel waar een soort randen op zitten.
St Janskruid.
De knop ‘bloed’ rood sap wanneer je hem fijnknijpt. Gebruikt tegen depressie.

Hertshoornweegbree.
Smalle blaadjes met de uiteinden als van een gewei. Eetbaar. (zie ten Katemarkt)
1 -Stijlige meidoorn.
Ter herkennen aan 1 zaadje in de vrucht. Zitten er 2 zaadjes is is het een………2-stijlige!

Galigaan.
Grote rietachtige oeverplant. Cypergras (3-kantige stengel). Mooie pluimen met zaadtrossen.

Brem.
Verfbrem, heeft geen stekels, en heeft dunne kruidige blaadjes.
Stekelbrem.
Laag, dikke donkere blaadjes en veel stekels.
Bezembrem is hoog en heeft lange takken die voor bezems werden gebruikt.

Lijsterbes.
De rode bessen worden veel door lijsters gegeten en de zaadjes uitgepoept .

Maretak, vogellijm
Parasiet. Door de ‘lijm’ blijft de bes aan de snavel van de vogel plakken. Die veegt zijn snavel schoon aan een tak, en maakt daarbij een schaafwondje waar het zaadje in kan kiemen.
Per jaar vertakt de maretak zich 1 keer. Je kunt dus tellen hoe oud de plant is. Komt vnl voor op bomen die op kalkrijke grond groeien. Vandaar dat ze bij ons vnl in Limburg te zien zijn en in Frankrijk bijna overal.

Eenbes of doolwortel
Het ‘dolen’ komt van de bes, die is giftig of halucinerend .

Wolfskers of atropa belladonna.
Gebruikt om pupillen te verwijden voor oogonderzoek, maar verder bij inname erg giftig! De bessen zijn groot glanzend zwart.

Mispels
De mispels aan de boom zijn erg hard. Ze zijn pas te verwerken wanneer ze eerst bevroren zijn geweest en wat gaan rotten.
Dan ook vallen ze uit elkaar in de grond en kunnen gaan ontkiemen.

Stinkende gauwe
Heeft zaad met een mierebroodje (olie en glucose) zodat het door mieren verspreid wordt.
Dat geld ook voor de zaadjes van de gaspeldoorn

Avondkoekoeksbloem, donkere ooievaarsbek, en andere soorten hebben zaaddoosjes met puntjes die sluiten bij vochtigheid. Dan heeft het nl geen zin om de zaadjes te verspreiden. Bij droog weer barsten de doosjes weer open.

Verder waren er een aantal mooie bloemen te zien zonder zaad;
Penningkruid, versus boswederik. Lijkt erg op elkaar maar penningkruid heeft een kleinere bloem, al is de gekweekte vorm weer groter.

Dophei groeit op nattere plekken op de hei.
Duizendguldenkruid, is een klein maar erg opvallend roze bloeiend plantje.
Parnassia; een keer zien is kennen. Zeldzaam
Geelhartje is een onooglijk klein wit bloempje met een geel hartje. Zeldzaam.

Guldenroede. Mooie gele bloempluim. De zaadpluisjes verwaaien in de wind.

Krabbescheer steekt met puntige bladeren boven het water uit. Het zuivert het water en brengt de zuurstof er in.

Haagbeuk. In tegenstelling tot de beuk met beukenootjes, heeft deze boom een tros met vleugeltjes waar de zaadjes inzitten.

Als laatste toevoeging; Veel planten met zaaddoosjes die drogen, hebben soms regendruppels nodig om open te springen.

zondag 13 september 2009

Hop / Varen / Beuk / Haagbeuk


zaterdag 12-09-09

Verslag van de voorrondleiding Dr. Jac. P. Thijssepark
Datum : zaterdag 12 september 2009
Door: Jeannette Schenk

Deze keer gaan we in het Dr. Jac. P. Thijssepark op zoek naar vruchten en zaden. De opdracht die wij meekrijgen luidt: vraag je af hoe het zaad verspreid wordt.
Allereerst nog even ophalen waar dit park voor staat. Het Jac. P. Thijssepark is, zoals Carla dit noemt, een soort Artis. Verschillende in Nederland voorkomende landschappen zijn hier terug te vinden. Vandaar ook dat je in het park planten bij elkaar ziet staan die je in de natuur niet snel tijdens een wandeling tegen komt. Het park is ingericht in de Engelse landschapsstijl. Het is een klein park maar door het gebruik van bochten in paden lijkt het veel groter en kun je na elke bocht iets nieuw verwachten. Dit wekt de bezoekers nieuwsgierigheid op. Door gebruikmaking van zowel de kruidlaag, struiklaag en bomenlaag loop je in een soort kom. Dit geeft het gevoel dat er veel gebeurt en veel te zien is. Er zijn twee paden, verdwalen kan niet. Maar sommige bezoekers hebben wel het idee dat ze verdwalen.
De Hop aan de ingang kent alleen mannelijke bloemen, er zijn geen kroonbladeren en geen stamper. Wel zijn er meeldraden. De vrouwelijke bellen zijn niet te vinden. Het idee is dat we te maken hebben met de 2e bloei. Iemand merkt op dat het blad heel scherp is. Oppassen dus.
Het in de schaduw staande Kruiskruid verspreid het zaad door gebruik te maken van parapluutjes aan de zaden. De wind neemt deze zaden mee. Het meest bekende voorbeeld hiervan is de Paardenbloem. Al pratende komen we op de vraag wat nu het verschil is tussen een boom en een struik. Bas verteld dat er biologisch gezien geen verschil is. Voor de overheid heb je te maken met een boom als de stam 15 cm in doorsnee is. Zo heb je een criterium voor het aanvragen van een kapvergunning. Het heeft ook iets subjectiefs. Als je verteld over de drie bomen die je in je tuin hebt dan maak je daarvan in je hoofd een plaatje. Dat plaatje ziet er anders uit dan wanneer er gesproken wordt over drie struiken.
Het hele jaar door is er sprake van verspreiding van zaden. Er zijn voorjaarsbloeiers, de Wilg bloeit in februari/maart en is in mei het zaad al kwijt. De Klimop bloeit nu en raakt het zaad nog later in het jaar kwijt. Van het ene onderwerp komen we op het andere. Bladeren zijn mooi groen van kleur maar in de herfst worden ze mooi rood/geel en daarna bruin. De groene kleur komt van de bladgroenkorrels die zonlicht omzetten in energie. De bovenkant van het blad vangt meer licht op dan de onderkant en is daardoor groener van kleur. De bladgroenkorrels zijn belangrijk, zij zijn als het ware de energiefabriek van de plant en dus heel belangrijk voor de boom of plant. In de herfst valt er minder licht op het blad. Nu treedt een mooie mechanisme in werking. De boom haalt de zo belangrijke bladgroenkorrels uit het blad en slaat dit op in de takken en knoppen. Hierdoor verkleurt het blad. En in het voorjaar stuurt de boom deze bladgroenkorrels weer naar het nieuw gevormde blad. Ook algen hebben bladgroenkorrels.
Varens hebben sporen. Er zijn varens die op alle bladeren sporen hebben, maar er zijn er ook die bladeren hebben met en zonder sporen. De bladeren met sporen komen dan boven die zonder sporen uit. Dit vergemakkelijkt de verspreiding door de wind. Dit fenomeen wordt ook wel dubbel loof genoemd.

Wij vinden veel Lijsterbes bessen op de grond. Tijdens de wandeling kan je aan de groep vragen of zij bomen kennen met een stinkend begin? Dit is het geval bij o.a. de Lijsterbes. Het vlies om het zaad van de Lijsterbes zal niet zomaar ontkiemen. Het zaad komt pas vrij nadat het vlies door sterke maagsappen is verteerd. Wanneer een vogel poept komt het zaad vrij samen met meststoffen. Kun je je een beter begin voorstellen? De bessen die op de grond liggen ontkiemen dus niet. De boom voorkomt zo ook dat er vlak bij de stam jonge lijsterbesjes komen die gaan concurreren met de moederplant.
Bessen verschillen van kleur, rood, geel, donker blauw, geel. Insecten kunnen de rode kleur niet goed zien. Daarom heb je hier weinig rode bloemen. Maar vogels kunnen deze rode kleur goed zien. De planten maken daarvan gebruik voor de verspreiding. Ze zijn meer of minder aantrekkelijk voor dieren. Bessen hangen op verschillende hoogte. Dat is van belang voor de verspreiding. De bessen van de Salomonskelk die laag bij de grond, onder het blad zitten hebben vogels nodig die de bessen van de grond eten of bijvoorbeeld Fazanten die wel groot genoeg zijn om ze rechtstreeks van de plant te halen.
Het Nagelkruid heeft gele bloemen en het zaad heeft klitten. Sommige klitten zijn groot en kun je makkelijk van kleren of uit je haren halen. De klitten van het Heksenkruid zijn zo klein dat je ze niet zomaar kwijt bent. De verspreiding vindt plaats door te blijven haken aan de vacht van dieren en de kleding van mensen. De Meidoorn heeft onder andere Merels, Lijsters, Gaai en Eekhoorn nodig. De zaden worden gegeten en elders uitgepoept of elders begraven als voedselvoorraad. Je kunt dit laatste herkennen als vlak bij elkaar boompjes ontkiemen. Deze zaden zijn, niet teruggevonden, vergeten of niet nodig omdat er genoeg voedsel was.
De Klimop bloeit nog net maar er wordt ook al zaad gevormd. Wij staan even stil bij de vraag waarom in het Thijssepark de Klimop is aangeplant. Het is een plant die moeilijk in toom te houden is. Wij komen tot de conclusie dat de plant grote waarde heeft. Het biedt nestgelegenheid en een schuilplaats voor vele dieren, schaduw en bloemen trekken veel insecten aan. De aarde onder de plant is vochtiger dan in de omgeving en dat is bijvoorbeeld weer goed voor vocht minnende dieren. De plant is niet echt schadelijk voor de boom waar hij in en omheen groeit. Wel kan het slapende knoppen belemmeren om uit te komen.
Als we een afgevallen blad oprapen zien wij vraatsporen. Een insect heeft tussen de twee bladdelen haar eitje gelegd. De larve doet zich te goed aan de bladgroenkorrels en laat een mooi vraatspoor achter. Als je goed kijkt zou kunnen zien dat het vraatspoor breder wordt naarmate de er meer gegeten wordt. Of dit echt zo is hebben wij niet vast kunnen stellen. De vraatsporen lijken altijd te beginnen bij de nerf.
De Cypergras Galigaan verspreidt het zaad via het water. Bij Brem springen de koppen open ook wel springzaad genoemd. Het zaad van het Wilgenroosje wordt door de wind verspreid en de zaaddoos van de Brem draait zicht open. Soms zit er aan het zaad een wit puntje. Dit is een opeenhoping van suikers. De mieren smullen hier van en gaan met het zaad aan de wandel. Deze zaden worden ook wel mierenbroodjes genoemd. Dit fenomeen komt veel voor bij peulvruchten.
De Beuk en de Haagbeuk kun je ook aan het zaad uit elkaar houden. De Beuk kent de beruchte beukennootjes en dan denk je gelijk aan verspreiding door knaagdieren en vogels. De Haagbeuk daarentegen heeft noten met vleugeltjes dus is wind belangrijk voor de verspreiding.

Op de terugweg zien we Libellen eitjes leggen in het water. Sommige mannetjes hechten zich daarbij vast achter de kop van het vrouwtje. Dit doen ze om te voorkomen dat andere mannen hun kans grijpen voordat zijn genen zijn doorgegeven.

Er zijn twee hele leuke en educatieve, ruime, vijf minutenpraatjes. Leo vertelt over de Muskusrat, het Waterkonijn. Frank-Peter vertelt over het natuureffect dat Pingo heet. Meer informatie hierover via
http://www.demagievanhetlandschap.nl/ .
Boekentip: Verspreiding van zaden, uitgegeven door de KNNV
Voor smulpapen, als wij de Belgen mogen geloven.Een op Smulweb gevonden Muskusrat recept
Stoofpot van muskusrat (waterkonijn)
In Nederland ongebruikelijk, in België op de kaartBereidingstijd:
20-30 minutenGang: HoofdgerechtKeuken: Belgische keukenSmaak: PittigTechniek: StovenSoort gerecht: Hoofdgerecht, Stoofpot van muskusrat (waterkonijn)
Ingrediënten voor 4 personen
2 muskusratten, gefileerd, in stukken gesneden, 5 eetlepels boter, anderhalve kopje zure room, 1/3 kopje azijn, 5 gesneden sjalotten, zout en peper naar smaak, een halve theelepel tijm, andere kruiden naar smaak
Voorbereiding
Muskusratten worden gevangen door de provinciale muskusrattendienst. Waar die zit, kun je informeren bij de provincie waar je woont. Laat je niet afschrikken doordat ze worden aangeduid als ratten. De Vlaamse aanduiding waterkonijn is veel toepasselijker. Het vlees ervan is zacht.
Bereidingswijze
Smelt drie eetlepels boter in een braadschotel en bak de stukken muskusrat daarin lichtbruin.Meng de room, azijn, sjalotten, zout, peper, kruiden en de rest van de boter.Giet de helft van dit mengsel over de muskusrat.Dek de schaal af en laat dit sudderen op een heel laag pitje.Wees voorzichtig dat je het mengsel niet laat aanbranden.Voeg de rest van het room mengsel toe.Gedurende 10 minuten zachtjes opwarmen tot de saus dik wordt.
Smullen maar.

zondag 6 september 2009

Moeraswespenorchis


zaterdag 27-06-'09

Verslag van Frank-Peter Scheenstra van de excursie naar Texel op 27 juni 2009.

Bij de boot naar Texel stond Carla al te zwaaien, want ik was bijna te laat. De afstand naar de boot had ik toch iets korter ingeschat, dus ik moest op de “Dodenweg” van Alkmaar naar Den Helder toch een paar auto’s inhalen.

Het was heerlijk weer en we fietsten met z’n allen naar De Petten, een gebied van Natuurmonumenten. Hier is een bijzondere kolonie van grote sterns. Het geluid dat deze kolonie produceert is net een groot krijsconcert wat je overweldigt. Verder waren bij deze kolonie bergeenden, visdiefjes, grauwe ganzen, kokmeeuwen, een kleine mantelmeeuw en zilvermeeuwen te zien. In de verte was een vlucht wulpen te zien. De fauna bestond uit kale jonkers, harig wilgenroosje, biggekruid, dat hariger blad heeft dan de paardebloem. Verder stond er gewone berenklauw die al uitgebloeid was hier op Texel, terwijl bij ons in de buurt hij nog moest gaan bloeien. Op de rietbladeren is de duivelsbeet te zien. Carla vertelde hierover een verhaal dat de duivel met allerlei plagen het riet wilde vernietigen: harde storm, maar dan bogen de bladeren gewoon mee. Overstroming, maar het riet kan door de holle stengels zuurstof en kooldioxide transporteren naar de wortels. Brand, maar die kwam niet bij het riet, omdat het in het water staat. Bevriezen, maar toen was het riet van boven al afgestorven voor de winter. Uiteindelijk beet de duivel van woede in het blad, wat we nu nog kunnen zien. Ook was er hennagras te zien met paarsige buigende pluimen en gewone melkdistel, wat gele bloemen heeft met een stekelig blad.

Omdat een aantal mensen de boot hadden gemist werden deze opgehaald op de fiets. Wij gingen over de zeedijk bij de baai kijken. Hier waren veel watervogels te zien: steltlopers zoals wulpen, kluten en grutto’s. Verder was er een groep bergeenden die in één keer met z’n allen opvlogen. Opeens zagen we ook zeldzame zomertortels en daarna gierzwaluwen. In het water groeide zeekraal, wat zeer naar zout smaakte. Verder werd er ook een groenwier (hoofdafdeling) opgevist, waarvan Henk dacht dat het Engelse sla was. Op het duin stonden de grassoorten: duinriet en helmgras. Het duinriet vaart wel bij de voedselrijke regen die veroorzaakt wordt door de uitstoot van onze welvaart. Hierdoor is de diversiteit in het duingebied de laatste tientallen jaren sterk verminderd. In het verleden was er een nog veel mooiere kleurschakering van diverse mossen en plantjes te zien. Helmgras wordt aangeplant om het zand van de duinen te immobiliseren. Van de distels zagen we de speerdistel met een speertje a/h eind van het blad, grote paarse knikkende distels die hun naam eer aan doen en zoet ruiken. Daarnaast stond akkerdistel waarvan de stengel zonder stekels is. Hier zat een soldaatje op: bruin/rood lang kevertje. Gebroken mosselen lagen verspreid in het duin; meeuwen laten ze vallen om op te kunnen eten en eidereenden kraken ze in hun maag of met hun bijzondere snavel (hier waren we het niet over eens). Verder werd verteld dat de grauwe ganzen ruien als ze jongen hebben, omdat ze dan alleen maar grazen en dus niet hoeven vliegen.

De fietstocht werd vervolgd naar natuurreservaat de Geul tevens van NM. Hier vlogen zwarte aalscholvers. Op de grond stond het hazepootje. Dit is een klaversoort die op een bontje lijkt. Verder gele rolklaver en reigersbek. Bij de laatste zitten meerdere bloemetjes in een trosje (kolonie) i.t.t. de ooievaarsbek die met z’n tweeën (paartje) is. Ook lijkt de reigersbek op een vliegende reiger met een knik in de nek. De gewone hoornbloem heeft 5 ingesneden kroonbladeren. In bloei stonden het gewone wilgenroosje, de kamperfoelie en dauwbraam. In de duinen is het niet verstandig om bramen van vlak bij de grond te eten, omdat de vossen hierop kunnen plassen, wat ziektes kan bevatten. Boven kniehoogte kan je ze veilig plukken. En passant nam een sluipwesp een groene rups mee. Langs de kant stond een mooie gele morgenster en verderop ook uitgebloeide exemplaren met grote pluisbollen zoals paardebloemen. Volop aanwezig was het jacobskruiskruid met zwart/gele rupsen van de St. Jacobsvlinder. Volgens Wies heet het jacobskruiskruid nu jacobskruid en is deze nu in een nieuwe familie van de Jacobae ingedeeld, omdat taxonomisch onderzoek dit heeft aangetoond. Hier was vervolgens een discussie over met Henk. Elke nieuwe druk zijn er weer naamswijzigingen en andere familie-indelingen; zeker door het DNA-onderzoek dat tegenwoordig wordt verricht. Verder was er ook verwarring of het nu de St. Jacobsvlinder of de St. Jansvlinder betrof, omdat de laatste meer bij het St. Janskruid hoort. Het bleek toch Sint Jan te zijn wat klopt met zijn naamdag die verband houdt met de zonnewende: 24 juni. We vingen ook nog 2 parende exemplaren. Tussendoor zagen we een vlucht lepelaars en op de grond ratelaars. Dit zijn indicatorplanten voor orchideeën, die we later dus ook zagen: vleeskleurige orchis, de paars gekleurde moerasorchis en ook paarse rietorchis met lichte vlekjes, gevlekte orchis en waarschijnlijk de brede orchis. Uiteindelijk zagen we de ook voor de eilanden specifieke moeraswespenorchis. Van de lipbloemige zagen we de gewone brunel en het eveneens paarse glidkruid.

In een vochtig duinvalleitje kregen we de opdracht om met gidsen allerlei plantjes te determineren in koppels van twee: egelboterbloem, moeraswalstro met 4 kroonblaadjes in een kruis, witte klaver, de schermbloemige waternavel en het kleine gele muurpeper. Tussendoor sprongen rugstreeppadjes en fladderde een bruin zandoogje. Verderop zagen we ook voor de eilanden specifiek: wintergroen. Eikvaren en kale jonker waren verderop te aanschouwen.

In de middag moest ik het stokje overgeven aan Erik, maar ik heb nog wel een paar bijzondere dingen opgeschreven: een blauwborst die zat te zingen in de boom, een vliegende bruine mannetjeskiekendief en wat ik heel mooi vond was oranje havikskruid. Dit was een soort paardebloem maar dan prachtig oranje. Verder een mooie donkerrode wateraardbei en kruipwilg dat veel kleiner/lager is dan dat je van een wilg verwacht. Henk merkte hierbij op dat Holland niet van hol/laag land is afgeleid, maar houtland betekent. Toen we bij een moerassig dalletje kwamen zagen we daar hele leuke kleine groene blaadjes in het water staan; dit bleek kleine moerasweegbree te zijn. Ook was er waterweegbree te zien met 3 kroonbladeren. Door de loep was te zien hoe mooi de kleine bloemetjes van de stijve ogentroost wel niet zijn. Verder nog duivenkervel (een familie), echte kamille, heerlijk zoet ruikende Europese liguster en rode spoorbloem, wat vaak in tuinen staat als vertegenwoordiger van de valeriaanfamilie.

In Den Hoorn gingen we heerlijk op een terrasje zitten met een welverdiend Texelaars biertje, waar de dames ook nog de bloemetjes op tafel gingen determineren: phaselia of paarse slangebloem. Ten slotte zijn we naar het strand gefietst en kwamen we onderweg een grote zilverreiger tegen en aan de andere kant van de weg: veenwortel, in de volksmond waterorchidee genoemd. Hiernaast stond drijvend fonteinkruid, wat op waterleliebladeren lijkt, maar dan kleiner en ovaal. Typisch voor de duinen was ook het zandblauwtje en verderop stond de akkermelkdistel met gele bloemen. Op het strand aangekomen heb ik nog een grote krab gevangen, waarvan zijn rug helemaal begroeid was en mosselen met zeepokken. Na een lekker fietstochtje terug, weer op de boot en als afsluiting van een zeer geslaagde dag hebben Leo met zijn vrouw en ik nog heerlijk Italiaans gegeten op een terras in Castricum.