zondag 6 september 2009

zaterdag 27-06-'09

Verslag van Frank-Peter Scheenstra van de excursie naar Texel op 27 juni 2009.

Bij de boot naar Texel stond Carla al te zwaaien, want ik was bijna te laat. De afstand naar de boot had ik toch iets korter ingeschat, dus ik moest op de “Dodenweg” van Alkmaar naar Den Helder toch een paar auto’s inhalen.

Het was heerlijk weer en we fietsten met z’n allen naar De Petten, een gebied van Natuurmonumenten. Hier is een bijzondere kolonie van grote sterns. Het geluid dat deze kolonie produceert is net een groot krijsconcert wat je overweldigt. Verder waren bij deze kolonie bergeenden, visdiefjes, grauwe ganzen, kokmeeuwen, een kleine mantelmeeuw en zilvermeeuwen te zien. In de verte was een vlucht wulpen te zien. De fauna bestond uit kale jonkers, harig wilgenroosje, biggekruid, dat hariger blad heeft dan de paardebloem. Verder stond er gewone berenklauw die al uitgebloeid was hier op Texel, terwijl bij ons in de buurt hij nog moest gaan bloeien. Op de rietbladeren is de duivelsbeet te zien. Carla vertelde hierover een verhaal dat de duivel met allerlei plagen het riet wilde vernietigen: harde storm, maar dan bogen de bladeren gewoon mee. Overstroming, maar het riet kan door de holle stengels zuurstof en kooldioxide transporteren naar de wortels. Brand, maar die kwam niet bij het riet, omdat het in het water staat. Bevriezen, maar toen was het riet van boven al afgestorven voor de winter. Uiteindelijk beet de duivel van woede in het blad, wat we nu nog kunnen zien. Ook was er hennagras te zien met paarsige buigende pluimen en gewone melkdistel, wat gele bloemen heeft met een stekelig blad.

Omdat een aantal mensen de boot hadden gemist werden deze opgehaald op de fiets. Wij gingen over de zeedijk bij de baai kijken. Hier waren veel watervogels te zien: steltlopers zoals wulpen, kluten en grutto’s. Verder was er een groep bergeenden die in één keer met z’n allen opvlogen. Opeens zagen we ook zeldzame zomertortels en daarna gierzwaluwen. In het water groeide zeekraal, wat zeer naar zout smaakte. Verder werd er ook een groenwier (hoofdafdeling) opgevist, waarvan Henk dacht dat het Engelse sla was. Op het duin stonden de grassoorten: duinriet en helmgras. Het duinriet vaart wel bij de voedselrijke regen die veroorzaakt wordt door de uitstoot van onze welvaart. Hierdoor is de diversiteit in het duingebied de laatste tientallen jaren sterk verminderd. In het verleden was er een nog veel mooiere kleurschakering van diverse mossen en plantjes te zien. Helmgras wordt aangeplant om het zand van de duinen te immobiliseren. Van de distels zagen we de speerdistel met een speertje a/h eind van het blad, grote paarse knikkende distels die hun naam eer aan doen en zoet ruiken. Daarnaast stond akkerdistel waarvan de stengel zonder stekels is. Hier zat een soldaatje op: bruin/rood lang kevertje. Gebroken mosselen lagen verspreid in het duin; meeuwen laten ze vallen om op te kunnen eten en eidereenden kraken ze in hun maag of met hun bijzondere snavel (hier waren we het niet over eens). Verder werd verteld dat de grauwe ganzen ruien als ze jongen hebben, omdat ze dan alleen maar grazen en dus niet hoeven vliegen.

De fietstocht werd vervolgd naar natuurreservaat de Geul tevens van NM. Hier vlogen zwarte aalscholvers. Op de grond stond het hazepootje. Dit is een klaversoort die op een bontje lijkt. Verder gele rolklaver en reigersbek. Bij de laatste zitten meerdere bloemetjes in een trosje (kolonie) i.t.t. de ooievaarsbek die met z’n tweeën (paartje) is. Ook lijkt de reigersbek op een vliegende reiger met een knik in de nek. De gewone hoornbloem heeft 5 ingesneden kroonbladeren. In bloei stonden het gewone wilgenroosje, de kamperfoelie en dauwbraam. In de duinen is het niet verstandig om bramen van vlak bij de grond te eten, omdat de vossen hierop kunnen plassen, wat ziektes kan bevatten. Boven kniehoogte kan je ze veilig plukken. En passant nam een sluipwesp een groene rups mee. Langs de kant stond een mooie gele morgenster en verderop ook uitgebloeide exemplaren met grote pluisbollen zoals paardebloemen. Volop aanwezig was het jacobskruiskruid met zwart/gele rupsen van de St. Jacobsvlinder. Volgens Wies heet het jacobskruiskruid nu jacobskruid en is deze nu in een nieuwe familie van de Jacobae ingedeeld, omdat taxonomisch onderzoek dit heeft aangetoond. Hier was vervolgens een discussie over met Henk. Elke nieuwe druk zijn er weer naamswijzigingen en andere familie-indelingen; zeker door het DNA-onderzoek dat tegenwoordig wordt verricht. Verder was er ook verwarring of het nu de St. Jacobsvlinder of de St. Jansvlinder betrof, omdat de laatste meer bij het St. Janskruid hoort. Het bleek toch Sint Jan te zijn wat klopt met zijn naamdag die verband houdt met de zonnewende: 24 juni. We vingen ook nog 2 parende exemplaren. Tussendoor zagen we een vlucht lepelaars en op de grond ratelaars. Dit zijn indicatorplanten voor orchideeën, die we later dus ook zagen: vleeskleurige orchis, de paars gekleurde moerasorchis en ook paarse rietorchis met lichte vlekjes, gevlekte orchis en waarschijnlijk de brede orchis. Uiteindelijk zagen we de ook voor de eilanden specifieke moeraswespenorchis. Van de lipbloemige zagen we de gewone brunel en het eveneens paarse glidkruid.

In een vochtig duinvalleitje kregen we de opdracht om met gidsen allerlei plantjes te determineren in koppels van twee: egelboterbloem, moeraswalstro met 4 kroonblaadjes in een kruis, witte klaver, de schermbloemige waternavel en het kleine gele muurpeper. Tussendoor sprongen rugstreeppadjes en fladderde een bruin zandoogje. Verderop zagen we ook voor de eilanden specifiek: wintergroen. Eikvaren en kale jonker waren verderop te aanschouwen.

In de middag moest ik het stokje overgeven aan Erik, maar ik heb nog wel een paar bijzondere dingen opgeschreven: een blauwborst die zat te zingen in de boom, een vliegende bruine mannetjeskiekendief en wat ik heel mooi vond was oranje havikskruid. Dit was een soort paardebloem maar dan prachtig oranje. Verder een mooie donkerrode wateraardbei en kruipwilg dat veel kleiner/lager is dan dat je van een wilg verwacht. Henk merkte hierbij op dat Holland niet van hol/laag land is afgeleid, maar houtland betekent. Toen we bij een moerassig dalletje kwamen zagen we daar hele leuke kleine groene blaadjes in het water staan; dit bleek kleine moerasweegbree te zijn. Ook was er waterweegbree te zien met 3 kroonbladeren. Door de loep was te zien hoe mooi de kleine bloemetjes van de stijve ogentroost wel niet zijn. Verder nog duivenkervel (een familie), echte kamille, heerlijk zoet ruikende Europese liguster en rode spoorbloem, wat vaak in tuinen staat als vertegenwoordiger van de valeriaanfamilie.

In Den Hoorn gingen we heerlijk op een terrasje zitten met een welverdiend Texelaars biertje, waar de dames ook nog de bloemetjes op tafel gingen determineren: phaselia of paarse slangebloem. Ten slotte zijn we naar het strand gefietst en kwamen we onderweg een grote zilverreiger tegen en aan de andere kant van de weg: veenwortel, in de volksmond waterorchidee genoemd. Hiernaast stond drijvend fonteinkruid, wat op waterleliebladeren lijkt, maar dan kleiner en ovaal. Typisch voor de duinen was ook het zandblauwtje en verderop stond de akkermelkdistel met gele bloemen. Op het strand aangekomen heb ik nog een grote krab gevangen, waarvan zijn rug helemaal begroeid was en mosselen met zeepokken. Na een lekker fietstochtje terug, weer op de boot en als afsluiting van een zeer geslaagde dag hebben Leo met zijn vrouw en ik nog heerlijk Italiaans gegeten op een terras in Castricum.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten